20
| Storingen verhelpen
7
Storingen verhelpen
Controleer of corrigeer het volgende voordat u contact opneemt met uw servicevertegenwoordiger. Controleer altijd
eerst op actieve alarmberichten op het bedieningspaneel (hoofdstuk 8).
1. Ventilator(en) start(en) niet
• Controleer op alarmberichten.
• Controleer de instellingen van het bedieningspaneel (tijden, weekschema, automatisch/handbediend bedrijf enz.).
• Controleer of de zekeringen zijn doorgeslagen.
2. Verminderde luchtstroom
• Controleer de instellingen voor de normale en lage ventilatorsnelheden.
• Controleer of de filters moeten worden vervangen.
• Controleer of de buitenlucht-/retourluchtafsluiter (indien gebruikt) opent.
• Controleer of ventielen en roosters moeten worden schoongemaakt.
• Controleer de ventielen/roosters.
• Controleer of de ventilatoren en het wisselaarblok moeten worden schoongemaakt.
• Controleer of de dakdoorvoer of de luchtinlaat verstopt is.
• Controleer kanalen op zichtbare schade en/of het opbouwen van stof/vervuiling.
3. Koude toevoerlucht
• Controleer of de fans zijn gestopt. In dat geval is de thermische schakelaar mogelijk geactiveerd (zichtbaar als ven-
talarm in het bedieningspaneel).
• Controleer de temperatuurinstellingen op het bedieningspaneel.
• Controleer of het afvoerfilter moet worden vervangen.
• Controleer of de oververhittingsthermostaat is geactiveerd. Nadat de verwarmer is afgekoeld, druk op de rode
knop op de elektrische verwarming.
4. Geluid/trillingen
• Controleer of de unit volledig waterpas staat.
• Maak de ventilatorwaaiers schoon.
• Controleer of de schroeven van de ventilatoren goed vastzitten.
21495913 | A001