het systeem te verlagen kan de diameter worden vergroot.
• Installeer kleppen om het geluidsniveau van de lucthttoevoer te verlagen (zie hoofdstuk installatie lucthttoevoersysteem).
•
items worden aangeboden in het verkoopsgamma op onze website.
• Het kanaalsysteem van de buitenlucht en en de luchtafvoer moet worden geïsoleerd om warmteverliezen en condens te vermijden.
• Het is aanbevolen om een afstand van 8 meter te voorzien tussen het luchttoevoer- en het luchtafvoerkanaal. Het luchttoevoersysteem moet
worden geïnstalleerd op een plaats die is gevrijwaard van mogelijke luchtvervuiling.
• Gebruik klembanden voor de montage van de luchtkanalen op de ventilatiekast om trillingen te vermijden en een veilige installatie van de
verschillende onderdelen van het systeem te garanderen.
• Luchtkanalen worden vaak op een verkeerde plaats en manier aangesloten. De ventilatiekasten zijn voorzien van labels die de juiste indeling
van de luchtkanaalaansluitingen aangeven. Controleer voordat u het systeem opstart zorgvuldig of alle gerelateerde werkzaamheden correct
zijn uitgevoerd.
5.7.
AANSLUITING VAN DE UNIT OP HET ELEKTRICITEITSNET
•
geldende veiligheidsvoorschriften.
•
•
behuizing van de unit). De unit moet worden aangesloten op de voltstekker van een geaard elektriciteitsnet volgens de gebruikelijke vereisten.
• De unit moet geaard zijn volgens de installtievoorschriften voor elektrische apparatuur.
• Het is niet toegestaan om verlengkabels en verdeelstekkers te gebruiken.
• Koppel de unit los van het elektriciteitsnet alvorens de installatie van de unit en de aansluitwerken uit te voeren (voor het opstarten van de unit).
• Na installatie van de ventilatiekast moet het stopcontact van het elektriciteitsnet te allen tijde bereikbaar zijn en moet de verbinding met het
elektriciteitsnet worden verbroken d.m.v. een tweepolige stroomonderbreker (door fasepool en nulgeleider los te koppelen).
• Controleer de unit zorgvuldig op eventuele beschadiging (uitvoering, bediening en meetknooppunten) tijdens het transport.
•
stroom.
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor persoonlijke verwondingen of beschadigingen aan eigendom door het niet naleven
van de bijgevoegde instructies.
5.8.
AANBEVELINGEN OPSTART
5.8.1. BEVEILIGING SYSTEEM
Het bedieningspaneel van de unit is voorzien van de volgende ingebouwde beveiligingen tegen kortsluiting:
RIRS EKO 3.0
1200
RHX
VE
F1
2A
Q3 (F2)
10A
Q2 (F3)
16A
Het gebruik van een externe elektrische beveiliging van de unit wordt aanbevolen.
RIRS EKO 3.0
1200
RHX
VE
Hoofdzekering
25 A
Schakel de hoofdschakelaar en/of de externe beveiliging uit voor een veilig onderhoud aan de installatie.
5.8.2. AANBEVELINGEN VOOR OPSTART VAN DE UNIT (IN DE AANWEZIGHEID VAN DE EINDGEBRUI-
KER)
Het syteem moet grondig gereinigd worden alvorens de opstart uit te voeren. Controleer de volgende zaken:
• de bedieningssystemen, de onderdelen van de unit en de regelingstoestellen mogen niet beschadigd zijn tijdens de installatie,
• alle elektrische toestellen moeten aangesloten zijn op het elektriciteitsnet en gebruiksklaar zijn,
• alle noodzakelijke regelingstoestellen moeten geïnstalleerd en aangesloten zijn op het elektriciteitsnet en de aansluitklemmen van de MCB,
• de aansluiting van de kabel op de aansluitklemmen van de MCB is uitgevoerd volgens de bestaande bekabelingsschema's,
• alle elektrische beveiligingsonderdelen moeten correct aangesloten zijn (indien van toepassing),
• de kabels en de bedrading moeten overeenstemmen met alle geldende veiligheids- en werkingsvoorschriften, diameters, enz.,
• de aarding en beveiligingssystemen moeten correct geïnstalleerd zijn,
• alle oppervlakken van de dichtingen zijn proper.
RIRS 1200-5500 V EKO 3.0 v2021.1
1200
1900
1900
VW
VE
VW
2A
10A
10A
10A
1A
1A
16A
1200
1900
1900
VW
VE
VW
10 A
25 A
10 A
2500
2500
2500
VE
VE
VW
3X230
5A
5A
10A
10A
1A
16A
25A
10A
2500
2500
2500
VE
VE
VW
3X230
25 A
40 A
10 A
3500
3500
3500
VE
VE
VW
3X230
10A
1A
16A
5A
20A
25A
16A
3500
3500
3500
VE
VE
VW
3X230
40 A
40 A
16 A
5500
5500
VE
VW
6,3A
6,3A
32A
1A
10A
10A
5500
5500
VE
VW
40 A
10 A
NL |
15