Tips voor instelling
Tips voor instelling
De volgende functies kunnen worden
toegevoegd:
Op de QAA73 kunnen de volgende
functies worden toegevoegd (zie het
„Bedieningsvoorschrift voor de erkende
vakman")
•
Parameter 75:
ruimteproportioneel bedrijf
(ruimtevoeler)
•
Parameter 77:
aanpassing verwarmingscurve
•
Parameter 78:
optimalisering van de inschakeltijd
•
Parameter 79:
optimalisering van de uitschakeltijd
Met behulp van de QAA73 kunnen de
volgende functies van de LMU worden
gewijzigd
•
Tapwatercirculatie
Parameter 615
(geldt voor Standaard 5-8 en
Compact-toestellen)
Konfig-ausgang van 0 tot 6
Wordt de LMU-parameter 615 op
6 ingesteld, dan kan via de
K2-relaisuitgang X2-3 een
tapwatercirculatiepomp worden
aangesloten en via BW-programma
3 op de QAA73 tijdvertraagd
worden aangestuurd.
•
Toerentalgeregelde pomp voor
THISION 9-25 kW (geldt alleen
voor Standaard 1 en 5, alsook voor
Combi- en Compact-toestellen)
Parameter 639 "dTUeberhBegr"
Begrenzing van de vertrek-
temperatuurverhoging:
Om bij een verlaagd pompdebiet
op alle verwarmingstoestellen
dezelfde warmtecapaciteit te
realiseren, berekent de ver-
warmingskringregeling de vertrek-
temperatuurverhoging.
De verhoging kan via de parameter
"dTueberhBegr" (parameter 639
van de QAA73) worden ingesteld
van 0 tot 100%. Een waarde van
100% betekent dat met de volle
vertrektemperatuurverhoging
rekening wordt gehouden.
Een waarde van 0% betekent dat
de verhoging nihil is (instelwaarde
voor een nietmodulerende pomp).
De waarde is fabriekmatig op 40%
ingesteld.
Parameter 537 "NqmodNenn"
Deze parameter bepaalt het
pomptoerental onder ontwerp-
condities (buitentemperatuur -
15°C, temperatuursverschil vertrek-
retour 20 K).
Deze parameter moet aan het
verwarmingssysteem of het
ketelvermogen worden aangepast.
Werkwijze:
Stel de maximale warmtecapaciteit
op de THISION in. Draai alle
thermostatische radiatorkranen
volledig open en verminder
parameter 537 vanaf de
fabrieksinstelling 30 tot het
gewenste temperatuurtraject
tussen vertrek en retour wordt
bereikt.
Parameter 537 mag niet boven 30
worden ingesteld.
Optie
Voeler hydraulische evenwichtsfles met
schema 67 geldt voor
-
Standaard 4
-
Standaard 4 + „C"
-
Standaard 8
-
Standaard 8 + „C"
-
Standaard 9
Wordt de LMU-parameter 618 op 6
ingesteld, dan mag de voeler van de
hydraulische evenwichtsfles via de
ingang X51-01 van de clip-in AGU
2.514 worden aangesloten.
Er zijn geen andere instellingen nodig.
Parameter 619 mag niet op 8
worden ingesteld.
33