5.1 Voorwaarden en uitgangspunten inleren LogicDrive RLD200
Tijdens het inleren gelden de volgende voorwaarden en uitgangspunten:
Stuursignaal
Inleervolgorde
Minimale
verplaatsing
Noodpositie
5.2 Bediening LogicDrive RLD200
Vanaf §6.1 wordt het inleren van de LogicDrive RLD200 beschreven. In deze paragraaf worden de
bedieningsmogelijkheden voor het inleren beschreven.
Met de DIP-switch op de stuurprint X1 is
de inleerstand van de RLD200 te activeren.
Inleerstand
Deze moet hiervoor in de richting naar de
bedieningsknoppen worden verzet.
Met de DIP-switch op de stuurprint X1 is de
bedrijfsstand van de RLD200 te activeren.
Bedrijfsstand
Deze moet hiervoor in de richting naar de
klemmenstrook worden verzet.
Gebruik voor het inleren van de RLD200 altijd het
0-10 V stuursignaal van de klimaatregelaar.
Voor het inleren van de RLD200 moet het spannings-
verschil van het stuursignaal minimaal 2 V zijn.
Inleren is mogelijk van eindpositie A naar eindpositie B
en andersom.
Het 0-10 V stuursignaal mag oplopen van A naar B of
van B naar A.
De minimale verplaatsing tussen eindpositie A en
eindpositie B is 90° (¼ omwenteling) van de aandrijfas.
Voor gebruik van de noodpositie C moet de minimale
stuurspanning hoger zijn dan 1 V.
De te programmeren noodpositie C moet tussen of op
een van de eindstanden A of B liggen.
Ridder Drive Systems
T +31 (0)341 416 854
F +31 (0)341 416 611
13
I www.ridder.com