HPI wil u danken voor uw vertrouwen in onze producten.
Lees deze handleiding zorgvuldig door, zodat u jaren plezier kan beleven aan deze hoogtechnologische elektronische ontsteking.
Deze handleiding legt u in detail uit hoe stator, rotor, CDI en hoogspanningsbobine geïnstalleerd dienen te worden.
Rotor - stator installatie:
De rotor dient op de krukas gemonteerd te worden, of op een as die aan dezelfde snelheid draait.
Verwijder de originele ontsteking van uw motor.
Afhankelijk van het motortype bevat deze ontstekingsset een adapterplaat .
Deze adapterplaat dient als overgangspassing tussen het motorblok en de ontsteking.
Monteer de adapterplaat op de motor.
Plaats de stator met de kabel in de richting van de kabeluitgang van het motorblok.
Verwijder indien nodig de plug, en leidt de kabel door het gat. (zie afbeelding achterkant)
Centreer de stator op de adapterplaat of rechtstreeks op de motor.
Schroef de stator lichtjes vast op de motor.
Verdraai de krukas zodat de cilinder 2mm voor het Bovenste Dode Punt staat (BDP).
Plaats de rotor op de as zodat de markeringen op de rotor en de stator in lijn liggen.
Let op de positie van het HPI logo; neem het 2e grote streepje afhankelijk van de draairichting. (zie afbeelding hieronder)
Deze positie komt overeen met het set point. (zie afbeelding achterkant)
Schroef de rotor vast op de as. Indien nodig kun je de stator wegnemen om meer grip te hebben op de rotor.
Plaats de stator terug en controleer de positie van de cilinder met een micrometer en lijn de markeringen opnieuw uit.
Stel indien nodig bij door de stator te verdraaien.
Schroef de stator vast op de motor.
Om vermogen te winnen, probeer de afstelling te variëren tussen 3 – 6 mm voor het BDP door de stator te verdraaien.
Bedradingsinstructies:
Bobine
oranje
zwarte ring
Stator
3-weg plug
Kill
zwart/wit
Opmerkingen:
Foutieve installatie van de ontsteking kan ernstige schade veroorzaken aan de motor, HPI kan hiervoor niet aansprakelijk gesteld worden.
De CDI en de kabels mogen niet blootgesteld worden aan mechanische stress.
De CDI mag niet blootgesteld worden aan hitte (niet achter radiator, dicht bij de cilinder of de uitlaat).
De CDI mag niet blootgesteld worden aan elektrische interferentie (niet dicht bij de bobine).
De CDI mag niet blootgesteld worden aan vloeistoffen (water, benzine, olie, ...).
VERLENG de kabels NIET! Dit kan interferentie veroorzaken en de CDI of de motor beschadigen.
INSTALLATIEHANDLEIDING:
HPI 068 1 cilinder 4 takt 068C002 curve tot max 10000 tpm
universele binnenrotor ontsteking
TEL: (0032) 089-46 74 39 | FAX: (0032) 089-47 33 28 | GSM: (0032) 0495-53 90 21
Steek het stekkertje van de oranje kabel op de bobine.
Bevestig de hoogspanningsbobine met de beugel aan het frame, schroef hier ook de zwarte kabel bij.
Steek de 3-weg plug rechtstreeks in de CDI.
Als de kabel door een kleine opening geleid moet worden, zie de achterkant om de plug te demonteren.
Verbind zwart-wit (via een knop) met het frame / massa voor een noodstop.
HPI – Kuilenstraat 97, 3960 Bree, Belgium
Email: hpi@hpi.be | Website: www.hpi.be
BDP
2mm
2mm