3. Instellen van de laskap voor gebruik
Controle voor gebruik
1. Controleer of de beschermende film van de binnen- en buitenbeschermplaat is verwijderd.
2. Controleer of het venster aan de voorzijde schoon en vrij is van stof. Let ook op of de 2
sensoren aan de voorzijde schoon zijn. Controleer ook het venster aan de binnenzijde.
3. Inspecteer alle bedieningselementen voor gebruik op beschadigingen of defecten. Elk
beschadigd onderdeel dient direct vervangen te worden. Let op krassen, breuken en deuken,
Dit om persoonlijk letsel te voorkomen.
4. Controleer voor elk gebruik de testindicatieknop aan de binnenzijde van de laskap om er
zeker van te zijn dat er spanning op de lashelm staat.
5. Controleer voor elk gebruik of het filter omschakelt van licht naar duister.
Instellen van de tint (shade)
Selecteer, volgens de lijst (fig.2), het juiste tint (shade) nummer en stel dit in met de instelknoppen.
Stel met knop 2 in welke tint u nodig heeft. Ben er zeker van dat U de juiste instelling hebt ingesteld
voor de uit te voeren werkzaamheden.
Instellen van de gevoeligheid (sensitivity)
De gevoeligheid kan worden ingesteld met de Sensitivity-
knop (1, fig.3) op de rechterzijkant van de helm, de
gevoeligheid is afhankelijk van de lasstroom en
omgevingslicht. De aanbevolen instellingen zijn als volgt:
6. Stel LOW in wanneer u gaat lassen met hoog
ampèrage of wanneer u last in een lichte omgeving.
7. Stel HIGH in wanneer u gaat lassen met laag
ampèrage of wanneer u moet lassen in een donkere
omgeving. Stel HIGH in voor lage stroom ARC lassen
met Argon.
8. De middenrange is geschikt voor de meeste
laswerkzaamheden zowel binnen als buiten.
Fig. 1
Fig. 2
Fig. 3
3