8. BESCHRIJVING INSTELLINGEN INSTALLATEUR
Om toegang te krijgen tot de installateurinstellingen moet de installateur naar gebruikersparameter 15
gaan. Na indrukken en ingedrukt houden van de validatietoets
vasthouden
knop
Toegang tot de installateurinstellingen
vasthouden
knop
Selecteren van de temperatuursensor gebruikt voor de regeling:
- AIR: regeling met interne sensor
- Amb: regeling met externe sensor
- FLR: regeling op basis van de vloersensor
staat op afstand, uitsluitend wanneer de thermostaat is verbonden met de master)
de sensor die in de ontvanger is opgenomen
- FLL: regeling met de vloersensor en de luchtsensor
Fabrieksinstelling: Air
Weergave van gemeten temperatuur door interne
sensor:
Indien "Err" wordt getoond, is de interne sensor kapot.
Weergave van gemeten temperatuur door externe sensor:
➤ VLOERtemperatuur / OMGEVINGStemperatuur
Indien "Err" wordt getoond, is de externe/omgevingssensor niet
aangesloten of kapot.
Weergave van gemeten temperatuur door vloersensor ver-
bonden met ontvanger (uitsluitend met het specifieke bidirecti-
onele systeem)
Indien "Err" wordt getoond, is de thermostaat niet gekoppeld met
een ontvanger met vloersensor of is deze sensor kapot.
Onderlimiet van de vloertemperatuur (FL.L)
Deze waarde wordt gebruikt wanneer parameter 20 op FLL staat.
Niet van toepassing in koelmodus.
Fabrieksinstelling: "no": niet geactiveerd
Andere waarden: 5°C tot "FL.H"
Bovenlimiet van de vloertemperatuur (FL.H)
Deze waarde wordt gebruikt wanneer parameter 20 is ingesteld op
"Floor limit" FLL. Niet van toepassing in koelmodus.
Fabrieksinstelling: "no": niet geactiveerd
Andere waarden: "FL.Lo" tot 40°C
Nederlands
gedurende 5 seconden:
Installateur-
instellingen
loslaten
knop
(externe sensor van de thermo-
Andere waarden: Amb / FLL / FLR
of
15