2.
INSTALLATIE:
(Zie afbeelding 1)
BEVESTIGING EN AFSTELLING TRAVERSE:
OPMERKING:
Bij de installatie van de koppeling moeten de relevante verordeningen (bijv. Voorschriften
voor ongevallenpreventie voor voertuigen) en de richtlijnen inzake hulpstukken van de
fabrikanten van de voertuigen in acht worden genomen.
OPMERKING:
Het document voor hulpstukken van 16 december 1976 (VkBl 1977 S 21) met
bijwerkingen van 23 juli 1979 (VkBl S 521) en 20 augustus 1990 (VkBl S 562) moeten in
acht worden genomen (§30 StVZO).
BEVESTIGING:
>
Demonteer eventueel aanwezige hulpstukken.
>
Verschuif de overeenkomstige kogelhulzen (2) op de trekhaakpennen (3) en zet vast met de
lunspennen (4) of het aanslagprofiel kogel.
>
Haak de kogeltraverse (1) van bovenaf in de onderste scharnierhaken (5), zo dat de kogels
vastgrijpen in het profiel van de vanghaak.
>
Zorg ervoor dat de vanghaken goed vergrendeld zijn.
>
De speling van de torsiebescherming op de traverse ten opzichte van de onderste scharnierhaak
kan worden afgesteld door middel van de M20 stiftbouten (6) en de borgmoer (7).
>
Het gebruik van optioneel verkrijgbare steunbeugels vereenvoudigt de montage. Neem daarvoor
contact op met uw dealer.
>
Zorg er bij het draaien van de draagplaat voor dat hij tegen de traverse stoot en niet tegen andere
delen van de trekker.
BELANGRIJK:
Tijdens het gebruik moet het volgende in acht worden genomen:
>
De belasting voor de vooras van het trekkende voertuig mag niet minder dan 20% zijn
van de ledige massa van het voertuig (belasting van de stuuras).
>
De maximale belasting van de achteras mag niet overschreden worden.
>
Aan de zijde van het apparaat moet een negatieve verticale belasting vermeden
worden.
>
De werking met een aftakas moet worden goedgekeurd door de betreffende fabrikant
van het apparaat.
AFSTELLING:
BELANGRIJK:
De instructies voor de montage en werking van de driepuntskoppeling moeten in acht
worden genomen. De onderste koppelingshaken moeten altijd worden vastgezet.
>
De driepuntskoppeling moet in het midden met de zijdelingse stabilisatie worden bevestigd.
>
Onder alle operationele omstandigheden moet een vlakke stand van de kogeltraverse worden
verzekerd (max. hoek ± 3°).
>
Zwenkhoeken van de draagplaat van ± 20° vereisen een horizontale stand van de traverse.
>
Horizontale zwenkhoeken van de draagplaat van ± 70° zijn mogelijk.
BA_TASC_400021_KT8700 EN_NL.docx
3