NL
Code
Bericht
Laag retour
20A
luchtdebiet
Elektrische he-
21A-23A
ater oververhit
Storing ver-
damper lucht-
24A-27A
temperatuur
sensor
Storing
28A-30A
compressor
Storing lucht
31A-38A
temperatuur
sensor
Temperatuur
39A,40A
retourwater
laag
Storing toevo-
41A,42A
erlucht tempe-
ratuur sensor
43A,44A
Externe stop
Waterpomp /
45A
batterij alarm
Communicatie
84A-89A
fout
50
Mogelijke oorzaak
1. Obstakel in het kanaalsysteem.
2. VAV-luchtstroomregeling gesele-
cteerd, maar druksensoren zijn niet
aangesloten.
3. Defecte afvoerluchtventilator
Temperatuur elektrische verwar-
mer is gestegen tot boven 100 °C,
omdat:
1. De toevoerluchtstroom te laag bij
hoge verwarmingsvraag.
2. Stroomuitval tijdens de werking
van de elektrische verwarmer; de
verwarmer kon niet afkoelen.
3. Storing in de elektrische verwar-
mer.
Luchttemperatuursensor stroo-
mopwaarts van de verdamper niet
aangesloten of defect.
De warmtepomp werkt niet of is
defect.
Een van de extra zonetemperatuur-
sensoren is defect of niet aangeslo-
ten.
De retourwatertemperatuur van de
extra temperatuurzone waterverlu-
chtverwarmer is onder de toegesta-
ne limiet gezakt.
Niet aangesloten of defecte tem-
peratuursensor in de kast, die de
temperatuur van de toevoerlucht
stroomafwaarts van de warmtewis-
selaar meet.
De kast is gestopt door een extern
apparaat dat is aangesloten op de
extra zonemodule.
Signaal van de waterstroomsensor
of circulatiepomp ontvangen.
De printplaat van de warmtepomp
is buiten werking of de aansluiting
is defect.
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
Acties van de gebruiker
1. Controleer of de regelkleppen, luchtinlaat- en uit-
laatopeningen niet geblokkeerd zijn, controleer of de
stelkleppen niet volledig gesloten zijn.
2. Als er VAV-luchtstroomregeling nodig is, installeer
dan druksensoren en verbind kanaalgemonteerde
druksensoren. Als de VAV-modus niet nodig is, selec-
teer dan CAV of DCV in de instellingen.
3. Neem contact op met de bevoegde service.
1 a. Controleer het luchtkanaalsysteem, de luchtinlaat
en -uitlaatdempers, ventilatorwerking.
1 b. Verlaag de gewenste temperatuur.
1 c. Verhoog de intensiteit van de ventilatie.
2. Controleer of de kast is aangesloten op het elektri-
citeitsnet.
3. Neem contact op met de bevoegde service.
Zodra de storing is verholpen, moet u een oververhit-
tingsbeveiligingszekering resetten voordat u de kast
opnieuw opstart. Zoek naar een gele sticker met het
woord "Reset" in de kast die een oververhittingsbe-
veiligingszekering markeert.
Neem contact op met de bevoegde service.
1. Controleer de stroomonderbrekers van de warmt-
epomp.
2. Neem contact op met de bevoegde service.
1. Controleer of de sensor is aangesloten. Als een
sensor moet worden vervangen, neem dan contact
op met een bevoegde servicevertegenwoordiger.
2. Controleer of de parameters voor de extra tempe-
ratuurzone correct zijn gecon gureerd (zie hoofdstuk
"Functies" of "Extra zoneregeling C5" van de gebru-
iksaanwijzing).
1. Controleer de toestand van een circulatiepomp en
het verwarmingssysteem naast de werking van een
verwarmingsklepaandrijving. Controleer of er warm
water in het systeem is.
2. Controleer of de parameters voor de extra tempe-
ratuurzone correct zijn gecon gureerd (zie hoofdstuk
"Functies" of "Extra zoneregeling C5" van de gebru-
iksaanwijzing)
Controleer of de sensor is aangesloten. Als een sensor
moet worden vervangen, neem dan contact op met
een bevoegde servicevertegenwoordiger.
Zodra het extra apparaat is gestopt, draait de kast in
de normale modus.
Controleer of er voldoende water in het systeem aa-
nwezig is en of de circulatiepomp en de watermeng-
kleppen werken.
1. Controleer de stroomonderbrekers van de warmt-
epomp.
2. Neem contact op met de bevoegde service.
RHP PRO_user_manual_23-05