3
Inbedrijfstellen
3.1
Opbouw
Monteer de compressorinstallatie w anneer mogelijk in een horizontale positie. Als de
installatie niet horizontaal gemonteerd w ordt overschrijd de aangegeven uiterste
w aarden voor montage niet.
Belangrijk!!
Maximale hoek w aarin de installatie mag kantelen tijdens het bedrijf:
Naar voren en achteren: 10°
Naar links en rechts: 10°
Belangrijk!!
De compressor moet volkomen onbelast, dus zonder tegendruk, starten en stoppen.
Nooit tegen een eventuele aanw ezige tegendruk inbedrijf stellen.
3.2
Monitoren compressor
Oliedrukmeter
De oliedruk is aangegeven op de oliedrukmeter
De oliedruk mag niet lager dan 0,3 bar zijn.
Belangrijk!!
Als de oliedruk niet binnen een korte tijd opgebouw d is, schakel de motor/compressor
uit. Controleer het oliepeil, reinig het olie aanzuigfilter w anneer nodig (zie
bedrijfshandleiding van de compressor, hoofdstuk " Onderhoud" ).
Luchtfilterindicator
Onderdruk w ordt aangegeven op de luchtfilterindicator van de compressorinstallatie.
Belangrijk!!
Wanneer de 65-mbar bereikt is, is de onderdruk onder het toegestane minimum
gekomen. Reinig het filterelement in de aanzuigfilter van de compressorinstallatie of
vervang het filterelement als het te zeer vervuild is.
Reset de luchtfilterindicator (zie gebruikshandleiding van de compressor, hoofdstuk
" Onderhoud" ).
Luchtfilterindicator
Oliedrukmeter
8