2. Beneden de 16 jaar mag de gebruiker alleen onder begeleiding van ouder en/of
verzorger van de Connect Carrier gebruik maken.
3. De gebruiker mag gebruik maken van: de stoep, het voetpad, het
f ietspad/bromf ietspad en de rijbaan. Indien alle wegonderdelen aanwezig zijn, mag
de gebruiker/eigenaar zelf bepalen welke weg wordt genomen.
4. Het is verboden om van de autoweg of autosnelweg gebruik te maken.
5. Houd u aan de verkeersregels van de weg waarvan gebruik wordt maakt. Op de
stoep mag je bijvoorbeeld maximaal 6 kilometer per uur rijden.
6. Elektronische apparaten, zoals mobiele telef oons, navigatiesystemen, tablets of
muziekspelers mogen tijdens het rijden niet worden vastgehouden, noch gebruikt.
Er gelden dezelf de regels als bij het
7. In deze wordt verwezen naar de website van de Rijksoverheid:
www.rijksoverheid.nl
Fietsen met Connect Carrier
1. Voordat je gaat f ietsen, altijd controleren of de adapter onder de rolstoel deugdelijk
vastzit. Bij af neembare adapters moeten de sterknoppen of snelsluitingen
nagelopen worden om te bezien of ze deugdelijk vast zitten.
2. Hou de handen aan het stuur en laat je niet af leiden.
3. Neem obstakels in het wegdek (drempels) met gepaste snelheid.
4. Bij wegen waar extra aandacht is vereist zoals wegen: met obstakels, langs
waterwegen,
voetgangersoversteekplaats en of rijden langs drukke wegen etc, dient stapvoets te
worden gereden.
5. Er dient altijd met gepaste snelheid te worden gereden, af hankelijk van de
omstandigheden.
Hellingen en remmen
1. In een aantal gevallen kan, indien deze handleiding niet juist wordt gevolgd, een
gevaarlijke situatie ontstaan voor gebruiker en passagiers van de Connect Carrier
met betrekking tot het nemen van hellingen.
2. Voor hellingen van 5% of meer zijn de remmen niet berekend. Bij hellingen die erg
lang of steil zijn, kunnen de remmen heet lopen en de motor kan overbelast raken
zodat er def ecten optreden.
3. Het voorgaande punt met betrekking tot hellingen geldt ook voor af dalingen.
4. Let op dat bij het af dalen van een helling de snelheid toeneemt.
5. Let op: Bij wegen waar olie, modder, zand of bladeren op het wegdek liggen kan de
remweg langer zijn. Dit geldt ook voor een ongelijk wegdek (kuilen/gaten) en
winterse omstandigheden.
Bochten
1. Haakse en scherpe bochten dienen met gepaste snelheid (af hankelijk van de weg en
lichamelijke mogelijkheden van de gebruiker te worden genomen om kantelgevaar te
voorkomen.
2. Bij gebruik van de Connect Carrier in het donker/duister/schemer of slechte
weersomstandigheden, dient verlichting te worden gevoerd.
3. Rolstoelers dragen een signaleringshesje.
voorzien
van
verhogingen,
appen, bellen of muziek luisteren op de f iets.
spooroverwegen,
7
tramrails
of