De voor het netwerk benodigde elektrische voeding
wordt geleverd door de aangesloten apparaten.
Daarom moet tenminste een van de apparaten in het
netwerk in staat zijn om deze voeding te leveren (zie
specificaties).
Per voedend apparaat kunt u maximaal drie niet-
voedende apparaten op het MasterBus netwerk
aansluiten. U kunt zonder problemen meerdere
voedende apparaten aansluiten
Afbeelding 14:
Het MasterBus netwerk mag niet cirkelvorming
worden uitgevoerd
Afbeelding 15:
Maak in het MasterBus netwerk geen aftappingen met
zogenaamde splitters.
Afbeelding 16:
NL / MasterBus DDC Interface / April 2009 / Copyright © 2009 Mastervolt
OK
6.3
UITBREIDING VAN HET MASTERBUS
NETWERK
U kunt het MasterBus netwerk op eenvoudige wijze
uitbreiden met andere apparaten. Zie paragraaf 6.2
Let er op dat er verwarring kan ontstaan wanneer u twee
of meer gelijke apparaten aansluit op de MasterBus. Om
deze verwarring te voorkomen dient u in dit geval de
Apparaatnamen van deze apparaten zodanig aan te
passen dat u een duidelijk onderscheid kunt maken.
Gebruikt u bijvoorbeeld twee afstandsbedieningspanelen
van het model MasterView Easy, dan dient u ieder paneel
zijn eigen Apparaatnaam te geven, bijvoorbeeld "Display I"
en "Display II". Zie paragraaf 3.4 om de Apparaatnaam te
wijzigen
Afbeelding 17:
6.3.1
Installatie van twee of meer generatoren
WAARSCHUWING
Het is niet toegestaan om twee of meer
generatoren te bedienen met één enkel
MasterBus
plaats daarvan moet iedere generator zijn
eigen MasterBus afstandsbedieningspaneel
toegewezen krijgen.
U kunt op twee manieren een generator toewijzen aan een
eigen MasterBus afstandsbedieningspaneel:
•
De meest eenvoudige manier: maak voor iedere
generator een apart MasterBus netwerk. Hierbij sluit u
de
generator
aan
afstandsbedieningspaneel. Zie afbeelding 18. In dit
geval hoeft u geen instellingen te wijzigen.
AANVULLENDE INFORMATIE
Twee MasterView Easy
afstandsbedienings-
panelen, met ieder zijn
eigen Apparaatnaam
afstandsbedieningspaneel.
op
zijn
eigen
MasterBus
In
55