15
|
Installatie van de leidingen
15.2 Gebruik van afsluiters en servicepoorten
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
78
Nominale omstandigheden
De volgende nominale omstandigheden gelden voor de vloeistofleiding aan de
uitlaat van de buitenunit. Ze zijn gebaseerd op een omgevingstemperatuur van
32°C en een verdampingstemperatuur van –10°C.
Koelvitrines of koelblazers rechtstreeks aangesloten
Vloeistoftemperatuur
Vloeistofdruk
Koelmiddeltoestand
capacity up unit aangesloten tussen buitenunit en koelvitrines of koelblazers
Vloeistoftemperatuur (aan uitlaat van capacity up
unit)
Vloeistofdruk (aan uitlaat van capacity up unit)
Koelmiddeltoestand (aan uitlaat van capacity up unit) Onderkoelde vloeistof
Ontwerpdruk
Alle onderdelen moeten voldoen aan de volgende ontwerpdruk:
1
A
A
3
A
4
B
B
A Vloeistofleiding (koelingzijde): 90 barg
B Gasleiding (koelingzijde): afhankelijk van ontwerpdruk van koelvitrine en koelblazer.
Bijvoorbeeld 60 barg
C Gas- en vloeistofleiding (airconditioningzijde): 120 barg
1 Capacity up unit (LRNUN5*)
2 Buitenunit (LRYEN10*)
3 Binnenunit (koelvitrine)
4 Binnenunit (koelblazer)
5 Binnenunit (airconditioning)
Voor meer informatie over de kaart op de unit, zie
servicepoorten" [
4
50].
WAARSCHUWING
Wanneer de afsluiters tijdens servicewerkzaamheden worden gesloten, stijgt de druk
in het gesloten circuit door de hoge omgevingstemperatuur. Houd de druk onder de
ontwerpdruk.
2
A
C
C
5
C
B
23°C
6,8 MPaG
Onderkoelde vloeistof
3°C
6,8 MPaG
"Kaart over afsluiters en
LRYEN10A7Y1+LRNUN5A7Y1
CO₂ Conveni-Pack buitenunit
4P605460-1A – 2023.08