Impulsduur
Met het toenemen van de impulsduur (30 -260 µsec) neemt ook de gewaarwording van de stroom toe.
Hiermee moet bij de instelling van de intensiteit rekening worden gehouden.
Intensiteit
Bij het instellen van de intensiteit (0 -80 mA piek) moet rekening worden gehouden met de grootte van
de elektroden. Kleine elektroden verhogen de bundeling van de stroom. Dit kan tot huidirritatie voeren.
Kaada-Tens
Een bijzondere vorm van TENS werd beschreven door de Noorse wetenschapper Birgen Kaada.
Deze vorm van TENS werkt sterk doorbloedingverbeterend en is bij veel pijnklachten effectief
gebleken. Maar ook bij doorbloedingstoornissen, zoals bijvoorbeeld een 'Raynaud-aandoening'.
Ongeacht de aard of de plaats van de pijn plaatst u de elektroden, zoals in het overzicht bij de
afbeelding 'Kaada' is aangegeven. Stel de frequentie in op 2Hz. en de pulstijd op 220µs. Alternatief
kunt u kiezen voor Burst. De intensiteit moet zo hoog worden gekozen, dat duidelijke spiersamen-
trekkingen waarneem-baar zijn. Na ca. 10-15 minuten treedt de werking in, die nog lang na het
uitschakelen van het apparaat voortduurt.
Batterijen plaatsen/wisselen
Het is noodzakelijk de batterij tijdig te verwisselen !
Alvorens de batterij te plaatsen of te wisselen, eerst zeker stellen dat het apparaat is
uitgeschakeld.
Het dekseltje van het batterijvak (voorpaneel) open schuiven.
Neem de batterij uit het batterijvak. Plaats nieuwe batterij. Let op de polariteit (+/–) zoals
aangegeven op de batterij en in het batterijvak.
Gebruik altijd 9V alkaline batterijen van het type 6F22.
Het batterijvak weer sluiten.
Indien het apparaat langere tijd niet gebruikt wordt, de batterij uit het apparaat nemen.
Batterij conform de (milieu-) richtlijnen voor afvalverwerking aanbieden.
Aansluiten Kabeltjes en Elektroden
LET OP:
Steek de elektrodekabeltjes nooit in het stopcontact. Nooit aan het kabeltje trekken, maar uitsluitend
aan de stekker. Reinig de kabeltjes met een vochtige doek. De kabeltjes nooit knikken / vouwen !
Overtuig u ervan, dat het apparaat is uitgeschakeld. Sluit dan de elektroden aan de kabeltjes en
vervolgens de kabeltjes aan het apparaat aan, zoals hieronder wordt afgebeeld. Er kan met één of
met twee kanalen gelijktijdig worden gewerkt. Verwijder de folie pas van de elektroden als u de
elektroden op de huid plaatst. Het apparaat is nog steeds uitgeschakeld.
Kabel
Aansluiting
1. De elektroden worden aan de kabeltjes aangesloten; zie de instructies op de verpakking van
de elektroden.
2. De kabeltjes worden aan Kanaal 1 en, indien van toepassing, aan Kanaal 2 aangesloten
3. De elektroden op de huid plaatsen, eventueel conform de instructies van uw arts/therapeut.
4. Het apparaat inschakelen door de twee ronde bedienknoppen kloksgewijs te draaien en na de
klik van het inschakelen in te stellen op de gewenste Intensiteit (niveau 1 – 8)
5. De stroom van kanaal 1 en eventueel kanaal 2 met de draaiknop opvoeren tot een niveau dat
de stimulatie wordt gevoeld, maar niet onaangenaam is (onder de tolerantiedrempel).
6. Alleen als de modulatie Burst is gekozen, kan de Intensiteit hoger worden opgevoerd, waarbij
lichte spiercontracties (samentrekkingen) kunnen voorkomen. De stimulatie dient echter niet
tot irritatie te leiden.
Aansluiting kabeltje aan elektrode