11.3 ΔT functie Deze functie wordt gebruikt als de temperaturen in een werkstuk
niet te veel uiteen mogen lopen om spanningen in het materiaal
te voorkomen. De functie wordt ook gebruikt bij lagers waarbij
de temperatuurverschillen tussen binnen- en buitenring niet te
veel mogen verschillen. Raadpleeg evt. de leverancier van het
werkstuk over hoe groot temperatuurverschillen mogen zijn
binnen het betreffende werkstuk.
De ΔT functie wordt ingeschakeld en ingesteld volgens
hoofdstuk 6.5.
Voor de ΔT functie is het noodzakelijk dat beide sensoren (T1 en
T2) aangesloten zijn op de verhitter en op de juiste manier op het
werkstuk geplaatst worden.
Plaatsing sensoren:
Plaats sensor T1 (rood) daar waar de warmte in het werkstuk
wordt gebracht, meestal is dit de boring. Deze sensor is de
'hoofdsensor' en is leidend in het verhittingsproces. Plaats
sensor T2 (groen) elders op het werkstuk. Plaats deze zo dat goed
gemonitord kan worden wat een eventueel temperatuurverschil
is tussen de twee meetpunten binnen het werkstuk. Zie ook
afbeelding in hoofdstuk 7.
Tijdens het verhittingsproces worden de temperaturen T1
en T2 gemeten. Het verschil tussen deze twee temperaturen
wordt continu berekend. Als het verschil groter is dan de
temperatuur die is ingesteld onder 'ΔT uitschakel temp',
schakelt het verhittingsproces uit of op pauze.
Als het proces pauzeert, wordt in het scherm Delta T pauze
weergegeven.
55
Schaeffler Technologies