7.5 Systematisch problemen oplossen
•
De warmtepomp heeft geen of weinig uitval: Als je een storing
vermoedt, stel dan alle parameters in op de fabrieksinstellingen.
Je vindt een lijst met fabrieksinstellingen in hoofdstuk 6.2.
•
Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact en sluit het
na 1 minuut weer aan.
•
Als eerste begint de ventilator te draaien. Na een
beschermingsperiode van 5 minuten start de compressor.
Observeer nu de verdampertemperatuur en voel de uitlaatlucht.
Binnen enkele minuten moet de lucht koeler aanvoelen.
De temperatuur bij de verdamper moet bij een luchttemperatuur
van ongeveer 20°C ongeveer 8-12 K lager zijn.
Bij lagere inlaatluchttemperaturen is het temperatuurverschil
lager.
•
Zorg ervoor dat het luchtdebiet correct is ingesteld voor de
warmtepomp en dat het juiste ventilatortype is geselecteerd in de
software. Voor EC-ventilatoren moet het luchtdebiet worden
gemeten in het kanaalsysteem.
•
Als de ventilator continu moet draaien, mag de parameter
"VentMode" niet op "OFF" staan.
•
Foutmelding 4 0 0 of 3 0 0: de foutcode duidt op een probleem
met de temperatuursensor van de verdamper. Er zijn twee
mogelijke oorzaken.
Ten eerste: De sensor kan kapot of beschadigd zijn en
-
moet vervangen worden.
Ten tweede is het mogelijk dat de warmtepomp overbelast
-
is. Stel de parameter van de werkingsmodus in op
"HP+EL". Regel het stroomverbruik van het
verwarmingssysteem zodat het maximale vermogen van
de warmtepomp niet wordt overschreden.
41