Hoofdstuk4:Instellingen SPX-5 Tiller-systeem
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de kalibratie-instellingen en de fabrieksinstellingen van het
SPX-5 Tiller-systeem beschreven. De kalibratie-instellingen kunnen worden
aangepast aan uw omgeving. Vele ervan moeten echter worden ingesteld op
optimale waarden bij inbedrijfstelling van het systeem en zullen dus geen verdere
aanpassing behoeven.
Wanneer u de kalibratie-instellingen wijzigt nadat het SPX-5 Tiller-systeem in bedrijf
is gesteld, hoeft u het inbedrijfstellingsproces niet te herhalen. U moet
stuurautomaatinstellingen echter NIET handmatig aanpassen voordat u de
inbedrijfstellingsprocedures uit hoofdstuk 3 hebt voltooid.
Kalibratiemodi
Er zijn vier kalibratiemodi: Display, User, Seatrial en Dealer.
Elke kalibratiemodus omvat een aantal schermen waarin u kalibratiewaarden kunt
instellen.
Display-kalibratie
De items in de modus Display hebben betrekking op de stuurautomaat-
bedieningsunit van het SPX-5 Tiller-systeem. Deze items zijn opgeslagen in de unit
en hebben geen effect op andere units die zijn aangesloten via SeaTalk.
U kunt de instellingen van Display-kalibratie zo vaak aanpassen als nodig,
bijvoorbeeld om informatie op gegevenspagina's toe te voegen of te wijzigen.
User-kalibratie
De kalibratiemodus User omvat instellingen die u mogelijk regelmatig moet
aanpassen in verband met veranderende omstandigheden.
Seatrial-kalibratie
De kalibratiemodus Seatrial wordt ALLEEN gebruikt bij inbedrijfstelling van het SPX-
5 Tiller-systeem, zoals beschreven in hoofdstuk 3, en wordt hier niet nogmaals
beschreven. Selecteer Seatrial-kalibratie niet tijdens normale bediening.
Dealer-kalibratie
De kalibratiemodus Dealer omvat items die een aanzienlijke impact hebben op de
werking van de stuurautomaat en die de veiligheid van uw boot kunnen beïnvloeden.
Nadat u de initiële installatie en de Seatrial-kalibratie hebt voltooid, hoeft u
normaalgesproken de waarden van Dealer-kalibratie niet meer te veranderen.
47