Hoofdstuk3:Inbedrijfstellen en instellen
In dit hoofdstuk worden de procedures voor het inbedrijfstellen en instellen van uw
Raymarine SPX-5 Tiller-systeem beschreven.
Vereiste
De inbedrijfstellingsprocedures zijn verplicht en moeten worden uitgevoerd na
installatie, voordat het SPX-5 Tiller-systeem wordt gebruikt om de boot te sturen.
Tevens worden aanvullende instellingsprocedures beschreven om het SPX-5 Tiller-
systeem af te stellen voor optimale prestaties met uw boot. Deze zijn niet verplicht en
mogelijk hoeft u ze niet uit te voeren wanneer het SPX-5 Tiller-systeem na
inbedrijfstelling naar wens functioneert.
Bij het inbedrijfstellen en instellen van het SPX-5 Tiller-systeem gebruikt u de
meegeleverde ST6002-bedieningsunit (stuurautomaat-bedieningsunit):
•
standby en auto: vereiste bedieningsmodus selecteren.
•
+1, -1, +10 en -10: koerswijzigingen initiëren.
•
disp en track: toegang tot uitgebreide functies.
Opmerking:
ST8002 en ST70.
3.1 Inbedrijfstelling
Het inbedrijfstellingsproces omvat:
•
Initiële controles en instelling
•
Seatrial-kalibratie.
Initiële controles en instelling
De initiële controles omvatten:
1. Inschakelen.
2. SeaTalk- en NMEA 0183-aansluitingen controleren.
3. Stuurrichting van stuurautomaat controleren.
4. Vaartuig- en aandrijftype instellen.
5. Roerlimieten instellen indien de optie roerstand-terugmelder is geïnstalleerd.
Terwijl de boot veilig is afgemeerd, voert u de initiële controles en
instellingsprocedures uit voordat u trials uitvoert op zee of andere
instellingsprocedures uitvoert.
Inschakelen
1. Schakel de hoofdstroomonderbreker in terwijl u de Tiller-aandrijfunit observeert.
Wanneer de Tiller-aandrijving beweegt, schakelt u de energietoevoer direct uit en
controleert u vervolgens de systeembedrading.
2. Wanneer de stuurautomaat-bedieningsunit en de koerscomputer worden
ingeschakeld, geeft de bedieningsunit een piepsignaal en wordt enkele seconden
Het systeem is tevens compatibel met stuurautomaat-bedieningsunits ST7002,
33