Opmerking
• Het scherm is anders bij de ontvangst van HDTV-signalen en andere signaaltypen.
• Wanneer de instelling AUTO op "ON" staat, kan het beeld groter en kleiner worden. Dit is echter alleen te wijten aan
het feit dat de AUTO-instelling automatisch het meest geschikte beeld voor het inkomende videosignaal kiest en wijst
niet op een defect. Als dit storend is, kunt u de AUTO-instelling veranderen in "OFF" en zelf het geschikte
beeldformaat kiezen.
• Afhankelijk van het beeld dat u bekijkt, kan de tijd voordat de keuze wordt gemaakt verschillen.
• In geval van breedbeeldsignalen (bioscoopformaat, enz.) is het mogelijk dat de zwarte balken boven en onder aan
het scherm blijven.
• Bij gebruik van speciale weergavefuncties (zoekfunctie, vertraagde weergave, enz.) op de videorecorder werkt de
AUTO-instelling mogelijk niet.
• Dit toestel beschikt over functies die voor alle typen van signalen de juiste beeldstand kiezen. Merk op dat, wanneer
een formaat wordt gekozen dat verschilt van de weergaveverhouding van de software, de beeldweergave zal
verschillen van het originele beeld.
• Wanneer u een 4:3-beeld (SIDE BAR) bekijkt dat is vergroot tot een volledig schermbeeld met behulp van de VIEW-
functie, zijn de randen van het beeld mogelijk niet zichtbaar of gedeeltelijk vervormd. Om het originele beeld te
bekijken zoals het bedoeld is door de houder van het auteursrecht, moet u kijken in de SIDE BAR-stand.
• Afhankelijk van het ontvangen signaal of van de filmsoftware, is het mogelijk dat de AUTO-instelling niet correct
werkt. Zet in dit geval de AUTO-instelling van de VIEW-functie op "OFF" en kies dan het geschikte beeldformaat.
• Wanneer u in de PC-stand het beeld weergeeft in de CINEMA-stand, worden de onderste en bovenste rand van het
beeld afgesneden.
• Gebruik de CINEMA-stand om een breedbeeldfilm van een DVD weer te geven in de PC-stand.
• Afhankelijk van het type van commerciële software, kunnen delen van ondertitels, enz. verdwijnen. Kies in dit geval
het gewenste beeldformaat met de VIEW-stand en pas de verticale positie aan met de positie-instelling. Bovenaan of
aan de rand van het beeld kunnen ruis en vervorming optreden, maar dit wijst niet op een defect.
• Afhankelijk van het weergegeven beeld is het mogelijk dat de beeldpositie niet verandert, zelfs niet als u de instelling
aanpast.
Downloaded from:
http://www.usersmanualguide.com/
Instelling
21
NL