MX 16
voorgeconfigureerd
ANALOGE EN DIGITALE CONTROLLER
GEBRUIKSAANWIJZINGEN
De schermen, beheer van relais, outputs, enz. zijn die van normale werking.
■
Het interne relais en de gewone standaard LED zijn geactiveerd.
■
Voor het wijzigen van de waarde van een detector, gebruikt u de toetsen voor het
■
verhogen of verlagen van de gesimuleerde meetwaarde van –15% tot 115%. Voor een
logische input gebruikt u de toetsen voor het selecteren van de input, voor het
Alarm
selecteren van
De banner van alarmen wordt niet weergegeven.
■
Het voorvallogboek geeft
■
Sluit de simulatiemodus af door te drukken op de toets Simul beëindigen. Automatische
■
vrijgave treedt dan op en reset de gemiddelde waarden naar nul. De huidige metingen
worden nogmaals weergegeven.
5. Informatie
1. Detectoren
Dit geeft de belangrijkste informatie van de detector weer (type, bereik, gedetecteerd gas).
2. Voorvallen
1. Alarmvoorvallen
Dit geeft voor elk van de betreffende detectoren het volgende weer: detector-ID, alarmtype (Al1,
Al2, OVS), status (geactiveerd = AAN of gedeactiveerd = UIT) alsook de datum en tijd van
voorvallen of van de vrijgave.
De letter "S" wordt weergegeven op de lijn als de voorvallen werden verkregen toen de
simulatiemodus stond
Verwijderen verwijdert alle gegevens. Tot 512 voorvallen kunnen worden onthouden. Daarna
wordt het oudste voorval verwijderd door het meest recente voorval.
Vorige pagina, Volgende pagina en Laatste pagina geven toegang tot de betreffende pagina's
van het bestand.
Bericht
Betekenis
AL1
Detector in alarm van niveau 1
AL2
Detector in alarm van niveau 2
30
Alarm uit
of
.
Simulatie beginnen
Afbeelding 22: Voorbeeld van gasalarmgegevens
Simulatie beëindigen
en
aan.
MX 16
in
NP16EN
Revisie: A.2