Het systeemgeheugen upgraden
In deze paragraaf worden de procedures uitgelegd voor het verwijderen en
installeren van een geheugenmodule.
Interface systeemgeheugen
De vier 240-pin aansluitingen op het moederbord ondersteunen Double Data Rate 3
(DDR3) Synchronous Dynamic Random Access Memory (SDRAM)-type DIMMs. U
kunt 1 GB of 2 GB DIMM's installeren voor een maximale geheugencapaciteit van 8
GB.
Richtlijnen configuratie systeemgeheugen
•
Om de gegevensintegriteit te waarborgen, dient u enkel door Acer
goedgekeurde modules met een capaciteit van 1 GB of 2 GB te gebruiken.
•
Gebruik identieke modules — dezelfde specificatie voor formaat, snelheid en
structuur.
•
In de minst uitgebreide configuratie dient de FDB te worden geïnstalleerd in de
DIMM 2-aansluiting.
Een geheugenmodule verwijderen:
1
Neem de voorzorgsmaatregelen betreffende elektrostatische ontlading in acht,
die beschreven staan op pagina 22.
2
Plaats het systeem op zijn zijkant (de componenten zijn zichtbaar).
3
Druk de bevestigingsclips aan de beide zijden van de DIMM-sleuf naar buiten
om de DIMM te ontgrendelen (1).
4
Trek de DIMM voorzichtig naar boven om die uit de DIMM-sleuf te
verwijderen (2).
5
Wanneer u van plan bent een nieuwe geheugenmodule te installeren, ga dan
naar de volgende paragraaf voor de desbetreffende procedure en bekijk
daarna de instructies na installatie die beschreven staan op pagina 23.
27