Adresseringsmethoden en tabelstructuren
Fibre Channel- en SCSI-systemen gebruiken verschillende methoden voor het
adresseren van apparaten. De router zet apparaat-ID's om zodat elk SCSI-apparaat
aan het juiste Fibre Channel-LUN is gekoppeld. De SCSI-bussen zorgen voor de
busverbindingen tussen de apparaten. De bestemmingen op een SCSI-bus kunnen
LUN's intern adresseren. Het adresseren van een specifiek SCSI-apparaat wordt
weergegeven door een code die uit drie delen bestaat: BUS:TARGET:LUN
(Bus:Bestemming:LUN).
Wanneer een Fibre Channel-initiator in een loop wordt geïnitialiseerd, moet de host
eerst controleren welke apparaten in de loop aanwezig zijn. De host voert apparaat-
herkenning uit en maakt een lijst van FCP-doelapparaten. Aan elk apparaat wordt het
FCP-LUN gevraagd (de LUN's zijn de werkelijke apparaten die door het besturings-
systeem worden geadresseerd.) Hierbij worden de SCC-adresseringsmethoden
Logical Unit en Peripheral Device gebruikt, zoals wordt weergegeven in Tabel C-1
tot en met Tabel C-4. Aangezien adressering op het eerste niveau wordt ondersteund,
worden alleen de eerste twee bits van het 8-bit FCP-LUN gebruikt.
Tabel C-1: SCSI-adresseringsvolgorde
Bit/
byte
N
N+1
StorageWorks van Compaq Network Storage Router M2402 - Gebruikershandleiding
7
6
5
Adresseringsmethode
Specifieke code adresseringsmethode
4
3
2
Specifieke code
adresseringsmethode
C
1
0
C-1