15
|
Installatie van de unit
15.1.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten
15.1.3 Bijkomende vereisten voor de installatieplaats voor CO₂-koelmiddel
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
54
a
d
c
a
Zeewind
b
Gebouw
c
Buitenunit
d
Afscherming tegen wind
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de luchtuitlaat aan
wind blootgesteld is.
▪
Alle leidinglengten en afstanden zijn nageleefd (zie
koelmiddelleiding en
OPMERKING
Wanneer de unit wordt gebruikt bij lage buitentemperaturen, moet u op de volgende
punten letten.
Installeer een geleideplaat op de luchtzijde van de buitenunit om blootstelling aan
de wind en sneeuw te voorkomen.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een installatieplaats te
selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft op de unit. Wanneer de sneeuw
zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat de spoel van de warmtewisselaar NIET door de
sneeuw gehinderd kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de
sneeuw en een voetstukje.
INFORMATIE
Raadpleeg uw dealer voor instructies voor de installatie van de sneeuwbeschutting.
OPMERKING
Blokkeer de luchtstroom van de unit NIET wanneer u een sneeuwbeschutting
installeert.
OPMERKING
Het wordt aanbevolen om de LRYEN10* en LRNUN5* buiten te installeren, maar in
sommige gevallen kunnen ze toch binnen moeten worden geïnstalleerd. Volg in
dergelijke gevallen ALTIJD de vereisten voor de installatieplaats binnenshuis voor
CO
-koelmiddel.
2
WAARSCHUWING
Bij mechanische ventilatie moet de geventileerde lucht naar buiten worden
afgevoerd, en niet naar een andere afgesloten ruimte.
d
c
b
4
hoogteverschil" [
67]).
"16.1.3 Lengte
LRYEN10A7Y1+LRNUN5A7Y1
CO₂ Conveni-Pack buitenunit
4P605460-1 – 2020.08