5. Als de motor voor de eerste keer wordt gestart of de
motor een revisiebeurt heeft gehad, moet u de machine
een of twee minuten in de vooruit- en de achteruitstand
laten werken. Controleer ook de werking van de
hefhendel en de messenkooischakelaar om er zeker van
te zijn dat alle onderdelen naar behoren functioneren.
Stuurwiel naar links en naar rechts draaien om de
stuurreacties te controleren. Zet vervolgens de motor af en
controleer op olielekken, losse onderdelen en andere
waarneembare defecten.
Voorzichtig
• Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
delen tot stilstand gekomen zijn voordat u
controleert op olielekken, losse onderdelen of
andere waarneembare defecten.
6. Om de motor af te zetten, moet u de gashendel naar
beneden op STATIONAIR zetten, de messenkooien
uitschakelen en het contactsleuteltje op UIT draaien.
Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen
dat de motor per ongeluk start.
Brandstofsysteem ontluchten
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Zorg
ervoor dat de brandstoftank minstens half vol is.
2. Ontgrendel en open de motorkap.
3. Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjectiepomp
open (Fig. 35).
Figuur 35
1. Ontluchtschroef brandstofinjectiepomp
In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof
en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en
explosief. Brand of explosie van brandstof kan
brandwonden of materiële schade veroorzaken.
• Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of
koude motor bijvullen. Eventueel gemorste
brandstof opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 25 mm vanaf de
onderkant van de vulbuis. Dit geeft de brandstof
in de tank ruimte om uit te zetten.
• Rook nooit wanneer u met brandstof bezig bent
en houd de brandstof weg van open vlammen of
vonken.
• Bewaar de brandstof in schone, veilige en
goedgekeurde containers en zorg ervoor dat de
dop op zijn plaats blijft.
4. Draai het contactsleuteltje op AAN. De elektrische
brandstofpomp begint te werken. Hierbij komt er lucht
bij de ontluchtschroef naar buiten. Laat het sleuteltje op
AAN staan totdat er een volle straal brandstof bij de
schroef naar buiten komt. Zet de ontluchtschroef weer
vast en draai het sleuteltje op UIT.
Opmerking: Normaal gesproken zal de motor na
bovenstaande ontluchtingsprocedure starten. Indien de
motor echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp
en de injectors zitten; zie Injectors ontluchten.
1
27
Gevaar