1. Snijrand
2. Gebogen deel/vleugel
WAARSCHUWING
Als het mes gaat slijten, kan er een groef
ontstaan tussen de vleugel en het platte deel
van het mes (Figuur 31). Uiteindelijk kan dan
een stuk van het mes afbreken en van onder de
maaikast worden weggeslingerd waardoor de
bestuurder of een omstander ernstig letsel kan
oplopen.
• Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
• Vervang een versleten of beschadigd mes
door een nieuw Toro mes om er zeker van te
zijn dat de machine altijd veilig kan worden
gebruikt.
3. Controleer de snijranden van alle messen. Als de
snijranden niet scherp zijn of bramen vertonen,
moeten ze worden geslepen. Gebruik een vijl
om de bovenkant van het mes te slijpen en de
oorspronkelijke snijhoek te behouden en te zorgen
dat het mes scherp blijft (Figuur 32). Het mes zal in
balans blijven als dezelfde hoeveelheid metaal aan
beide snijranden wordt weggehaald.
1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen
Opmerking: Verwijder de messen en slijp ze
op een slijpmachine, zie Het maaimes verwijderen.
Nadat de snijranden zijn geslepen, monteert u het
mes met de antiscalpeercup en de mesbout. De
vleugelen moeten zich aan de bovenzijde van het
Figuur 31
3. Slijtage/groefvorming
4. Scheur
Figuur 32
mes bevinden. Draai de mesbout vast met een torsie
van 115–149 Nm.
Ongelijke meshoogte
controleren en corrigeren
Indien de messen niet op gelijke hoogte zijn afgesteld,
zullen er na het maaien strepen zichtbaar zijn in het
gazon. Dit probleem kan worden gecorrigeerd door
de messen recht te zetten en ervoor te zorgen dat alle
messen op hetzelfde niveau maaien.
1. Gebruik een waterpas van ongeveer een meter lang
en zoek een horizontaal oppervlak op de grond.
2. Zet de maaihoogte in de hoogste stand; zie
Maaihoogte afstellen.
3. Laat het maaidek neer op een vlak oppervlak.
Verwijder de afdekkappen die boven op het maaidek
zitten.
4. Draai de messen totdat de uiteinden in de
lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond
tot de voorste rand van het mes. Noteer deze
afstand. Draai vervolgens hetzelfde mes zodat het
andere uiteinde voor komt en meet opnieuw. Het
verschil tussen de afstanden mag niet meer zijn dan
3 mm. Als dit verschil meer dan 3 mm bedraagt, is
het mes krom en moet het worden vervangen. U
moet alle messen meten.
5. Vergelijk de metingen van de buitenste messen met
het middelste mes. Het middelste mes mag niet
meer dan 10 mm lager zijn dan de buitenste messen.
Indien het middelste mes meer dan 10 mm lager is
dan de buitenste messen, ga dan verder met stap 6
en plaats opvulstukken tussen de spilbehuizing en de
onderkant van het maaidek.
6. Verwijder de bouten, platte ringen, borgringen en
moeren van de buitenste as op de plek waar de
opvulstukken moeten worden geplaatst. Om het
mes hoger of lager te zetten, moet een opvulstuk,
onderdeelnr. 3256-24, tussen de spilbehuizing en de
onderkant van het maaidek worden geplaatst. Ga
verder en controleer de uitlijning van de messen en
plaats opvulstukken totdat de randen van de messen
binnen de gewenste afstand blijven.
Belangrijk: Gebruik niet meer dan drie
opvulstukken voor één opening. Gebruik minder
opvulstukken in naastgelegen openingen indien
er meer dan één opvulstuk voor één opening is
gebruikt.
7. Plaats de drijfriemkappen terug.
24