WERKING
MOTOR STARTEN
Plaats de generator tijdens het gebruik op minstens 1 meter afstand van muren,
voertuigen, aanhangers, boten en andere apparaten om brand te voorkomen.
Plaats geen brandbare voorwerpen in de buurt van de motor of uitlaat.
LET OP
• Gebruik van deze generator op minder dan 1 meter afstand van een gebouw of
obstakel of in een afgesloten ruimte, opslagruimte of afgeschermde ruimte, kan
oververhitting van en schade aan de generator veroorzaken.
• Laat voor een goede koeling ten minste 1 meter lege ruimte boven en rond de
generator.
Houd alle koelopeningen open en vrij van vuil, modder, water, enz.
Koelopeningen bevinden zich in het zijpaneel, het bedieningspaneel en aan de
onderkant van de generator. Als koelopeningen geblokkeerd zijn, kan de
generator oververhit raken. Dit leidt tot schade aan de motor, de inverter of
spoelen.
Zie "VEILIGHEIDSMAATREGELEN" op pagina 39 en voer de controles in "IS UW
GENERATOR KLAAR VOOR GEBRUIK?" uit (zie pagina 33).
Raadpleeg "WERKING AC" (zie pagina 44) voor het aansluiten van een apparaat
op de generator.
1. Zorg dat alle apparaten zijn losgekoppeld van de AC-contactdozen.
2. Zet de motorschakelaar in de
stand AAN.
40
MOTORSCHAKELAAR
AAN