13. Hef- en kiepbeveiliging
Volgens norm EN 12525 + A2 2010 kan het uitgeschakeld worden bij werkzaamheden waarbij zich geen personen in de
buurt van de frontlader bevinden.
In dat geval kan er zonder verlies aan kracht en uitvoeringssnelheid gemanoeuvreerd worden.
Deze uitrusting kan worden ingezet in combinatie met de Shock Eliminator en de ingekeepte zwevende positie, hetgeen
uniek is.
13.1 Uittreksel uit de normering voor frontladers EN12525 + A2 2010:
'4.4.4 Bescherming tegen een onopzettelijk zakken
Indien de frontlader tevens ontworpen is voor hefwerkzaamheden waarbij de aanwezigheid van een persoon in de
buurt van de lading noodzakelijk is wanneer de frontlader opgeheven is, dient het hydraulische circuit van de cilinder
of cilinders van de hefarm van een veiligheidssysteem conform Bijlage E voorzien te worden, met het doel om een
onopzettelijk zakken van de hefarm te voorkomen, en dat ook in geval van een storing van de energietoevoer naar het
bedieningscircuit in werking dient te blijven.
Indien dit veiligheidssysteem aan- of uitgezet kan worden of geactiveerd dan wel gedeactiveerd kan worden voor
werkzaamheden waarbij niemand in de buurt van de lading hoeft te zijn, dan zijn de volgende aanvullende voorschriften
van toepassing:
— Het moet mogelijk zijn om de veiligheidsinrichting aan/uit te zetten of te activeren/deactiveren vanuit de
bestuurderscabine ;
— het moet mogelijk zijn om de veiligheidsinrichting aan te zetten of te activeren vanaf de grond zonder dicht bij
de lading te zijn;
— het serviceorgaan om de veiligheidsinrichting in of uit te schakelen of te deactiveren dient zo ontworpen en gesitueerd
te zijn dat de operator het niet ongewild kan bedienen ;
— de staat (aan/uit of geactiveerd/gedeactiveerd) van de veiligheidsinrichting dient duidelijk aangegeven en duidelijk
zichtbaar te zijn vanuit de bestuurderscabine en vanuit de laadzone.
Overeenkomstig 7.1.2 dient in de gebruiksaanwijzing de correcte werkwijze, met inbegrip van de waarschuwingen,
uitgelegd te worden.
De frontlader dient van een waarschuwingssysteem voorzien te zijn dat er voor waarschuwt dat het veiligheidssysteem
zich voor hefwerkzaamheden waarbij een persoon in de buurt van de lading aanwezig dient te zijn wanneer de frontlader
zich in de opgeheven positie bevindt, in de aan-stand (geactiveerd) dient te bevinden (zie 7.2).
De informatie voor het gebruik van frontladers die niet ontworpen zijn voor hefwerkzaamheden waarbij een bediener
in de buurt van de lading aanwezig dient te zijn wanneer de frontlader zich in de opgeheven positie bevindt, dient aan de
bepalingen 7.1.4 en 7.2 te voldoen. '
' Bijlage E (normatief)
Testprocedure en acceptatiecriteria van de middelen die een onopzettelijk zakken voorkomen
E.1 Termen en definities
E.1.1
losinrichting
hydraulische klep(pen) gebruikt om een breuk van de hydraulische leiding van de lader te simuleren.
E.1.2
proeflading
massa (50 ± 10) % van de nominale hefcapaciteit als gespecificeerd door de fabrikant van de frontlader.
E.2 Testwerkwijze
De test als aangegeven in E.2.1 tot E.2.2 dient volgens elk van de volgende voorwaarden uitgevoerd te worden:
— positie gehandhaafd na het laten zakken van de testlading op een hoogte van (1 ± 0,1) m (statische test) ;
— p ositie gehandhaafd na het opheffen van de testlading op een hoogte van (1 ± 0,1) m (statische test) ;
en bij olietemperaturen van het hydraulische systeem tussen 40 °C en 50 °C.
E.2.1 De ontlaadinrichting tussen de hefcilinders en het regelventiel moet open zijn
E.2.2 De totale daling van de lading dient op het scharnierpunt van het werktuig gemeten te worden
E.3 Acceptatiecriterium
De totale daling gemeten in E.2.2 mag gedurende de eerste 10 seconden niet meer bedragen dan:
— 100 mm, in het geval van een handmatige stop of deactivering van de veiligheidsvoorziening ;
— 300 mm, in het geval van een permanent geactiveerde veiligheidsvoorziening.
Na vijf minuten mag de daling niet meer dan 100 mm extra bedragen. '
32
Onder voorbehoud van wijzigingen