Nederlands
Onderhoud en reparaties mogen enkel door vakpersoneel met inachtname van de montage -en
gebruikshandleiding en de geldende voorschriften uitgevoerd worden.
Defekte of beschadigde toestellen mogen niet zelf worden onderhouden maar de schade respectie-
velijk de storing moeten schriftelijk bij de producent gemeld worden.
•
Bij eigengerichtigd onderhoud dreigt er gevaar voor letsels of materiële schade en hier-
door vervalt de garantie van de productent.
10.2. Reiniging en onderhoud
Onderhoud, foutenherstel en reiniging mogen enkel door vakpersoneel met inachtname van
de montage en gebuikshandleiding en de geldende voorschriften uitgevoerd worden. De
toestellen vereisen bij reglementair gebruik slechts beperkt onderhoud.
Volgende werkzaamheden zijn met inachtname van de veiligheids en arbeidsveiligheidsvoorschrif-
ten op regelmatige tijdstippen uit te voeren:
•
De functie van de regeling en de veiligheidsinrichtingen moeten gechecked worden.
•
Elektrische aansluitingen en bedrading moeten gecontroleerd worden op beschadigingen.
•
De druknippels en drukslangen dienen periodiek gecontroleerd te worden op vervuiling en, zo
nodig, gereinigd te worden, en zo nodig dienen de drukslangen vervangen te worden.
Voer vóór na onderhoudswerkzaamheden een veiligheidscontrole volgens hoofdstuk 7 en 8
uit alvorens het apparaat weer in gebruik te nemen.
11. Uitbreiding en ombouw
Het toestel mag niet omgebouwd worden!
De garantie van de ventilatoren geldt uitsluitend voor de uitgeleverde configuratie. Na
ombouw of uitbreiding vervalt de garantie!
12. Demontage en opslag
•
Risico op verwondigen door demontage onder elektrische spanning!
Indien u de elektrische spanning voor het begin van de demontage niet uitschakelt kan u u ver-
»
wonden of het product of onderdelen ervan beschadigen.
→ Controleer dat de relevante onderdelen van het toestel ontkoppeld zijn van een spanningsbron.
12.1. Opslag
De achteloze opslag van het toestel kan tot milieuverontreiniging leiden.
Sla het toestel op volgens de nationale bepalingen van uw land.
13. Opsporen en verhelpen van storingen
Let op volgende voorschriften:
•
Ga ook bij het opsporen van storingen onder tijdsdruk systematisch en doelgericht te werk.
Het zomaar en overhaast demonteren en aanpassen van de instellingswaarden kan er in het
slechtste geval toe leiden dat de oorspronkelijke oorzaak van de storing niet meer vastgesteld kan
worden.
•
Probeer een indruk te krijgen van de functie van het apparaat in samenhang met de installatie als
geheel.
•
Probeer te achterhalen of het apparaat vóór het optreden van de storing de vereiste functie in de
installatie als geheel heeft vervuld..
•
Probeer veranderingen vast te stellen in de installatie waarin het product is ingebouwd:
Zijn de gebruiksomstandigheden of de gebruiksmogelijkheden van het toestel veranderd?
»
Zijn er veranderingen aangebracht (bijv. aanpassingen) of reparaties uitgevoerd aan de installatie als
»
geheel (toestel, elektrotechniek, regeling) of aan het toestel zelf? Zo ja: welke?
»
Is het toestel gebruikt volgens de voorschriften?
Op welke manier manifesteert de storing zich?
»
•
Probeer een duidelijk beeld te krijgen van de oorzaak van de storing. Ondervraag zo nodig de directe
operator of installatiebeheerder.
11