Ovenschotel, gratin
Ovenschotel zoet
Gratin (groente, vis, aardappelen)
Lasagne, moussaka
Groente gegratineerd
Blancheren
Groente (sperziebonen, erwten etc.)
Opwarmen
Opwarmen van gerechten (1-2 borden)
Opwarmen van gerechten (3–4 borden)
Brood opbakken
Bereiden van kant-en-klare gerechten
(volgens de aanwijzingen van de fabrikant)
Zet het gerecht in de koude kookruimte.
A
A
A4
180–200
A3
180–190
A3
170–180
–
200–220
100
120
120
140–150
–
–
15
˚C
Min.
nee
25–35
2
nee
30–40
2
nee
35–45
2
ja
10–15
2
˚C
Min.
2
nee
ca. 5
1
˚C
Min.
nee
6–8
1 + 3
nee
8–10
1 + 3
nee
8–15
2
–
–
–
en