Functies
7.9 Als optie verkrijgbare toebehoren
7.9.6
RFID-scanner (optie)
De RFID- scanner voor meerdere frequenties en de als optie verkrijgbare RFID-tags worden in
de fabriek getest en op het apparaat afgestemd. Het RFID-proces (Radio Frequency
IDentifiction-procedure) wordt gebruikt voor de elektronische identificatie van objecten via een
draadloze frequentie. Een RFID-systeem bestaat uit twee componenten, een RFID-scanner en
een RFID-transponder (RFID-tag). Elke RFID- tag heeft een wereldwijd uniek UID-nummer, dat
contactloos door de RFID-scanner kan worden gelezen en aan een testobject kan worden
toegewezen. Voor terugkerende tests op het gebied van elektrische arbeidsmiddelen zijn de
radiofrequenties 125 kHz (LF) en 13,56 MHz (HF) ingeburgerd. De RFID-techniek heeft als
voordeel dat het ook permanent en op betrouwbare wijze in een veeleisende industriële
omgeving kan worden gebruikt.
Houd er rekening mee dat metalen oppervlakken een grote invloed op de draadloze verbinding
uitoefenen. De rechtstreekse aansluiting van een RFID-tag op een metalen oppervlak moet
worden vermeden. Om het UID-nummer van de RFID-tag te kunnen overdragen, moet deze in
het gemarkeerde ontvangstgebied van de RFID-scanner worden geleid.
Vereisten
• Neem de gebruiksaanwijzing van de desbetreffende RFID-scanner in acht.
• De RFID-tag mag niet op een metalen oppervlak worden geplaatst.
Procedure – RFID-scanner in gebruik nemen
1. Schakel het apparaat in.
2. Sluit de aansluitkabel van de RFID-scanner aan op een USB-A-interface van het apparaat.
De status-LED van de RFID-scanner barcodescanner licht op en er klinkt een signaaltoon.
De RFID-scanner is klaar voor gebruik.
Als het verbinden mislukt, start het apparaat en de RFID-scanner dan opnieuw en herhaal
de inbedrijfstelling.
Houd de toets van de RFID-scanner gedurende ca. 12 seconden ingedrukt om de RFID-
scanner uit te schakelen. Zodra opnieuw op de toets wordt gedrukt, wordt de RFID-scanner
weer ingeschakeld.
Procedure – RFID-scanner bedienen
Het aanmaken en selecteren van testobjecten met de RFID-scanner kan in de database
evenals tijdens het testverloop (automatisch of handmatig overeenkomstig VDE) worden
uitgevoerd. In plaats van het identificatienummer van het testobject handmatig in te voeren,
wordt het identificatienummer met de RFID-scanner ingescand. Het identificatienummer wordt
automatisch ingevoerd.
5284 / 08/2023 nl
BENNING ST 755+ / ST 760+
55