• Sluit geen externe spanning op het teststopcontact, de ingebouwde bussen of de
apparaatstekker.
• Het apparaat is niet geschikt voor metingen in elektrische installaties. Het testobject mag
geen externe spanning voeren (losgekoppeld van het voedingsnet).
• Bij het testen van testobjecten met de waarschuwingsaanwijzing "Hoge lekstroom" mag de
test alleen door een elektricien worden uitgevoerd.
• Ter bescherming van het apparaat en het testen van de werking worden de
meetspanningen bewaakt. Bij storingen wordt een foutaanduiding op het display
weergegeven. De meting wordt onderbroken. Bij een foutstroomsterkte van ≥25 mA wordt
het apparaat binnen een tijdsbestek van 100 ms tot 200 ms uitgeschakeld.
• Om kortsluiting of kortsluiting via het lichaam te kunnen registreren, die achter de
inschakelvoorzieningen van het testobject liggen (bijv. schakelaar, thermostaat, relais),
moet het testobject zijn ingeschakeld.
• Door het indrukken van de knop "Pauze" wordt de meting gepauzeerd. Tijdens de pauze
blijft het teststopcontact onder spanning staan.
WAARSCHUWING
Gevaarlijke spanning
Levensgevaar of ernstig letsel is mogelijk door contact met hoge elektrische spanning in geval
van onjuiste bediening.
• Raak de veiligheidstestkabels niet aan bij de blootliggende meetpennen c.q. aan de
blootliggende contacten van de als optie verkrijgbare krokodillenklemmen, maar bij de
handgrepen.
• Let erop dat tijdens de isolatieweerstandmeting gevaarlijke testspanningen op het apparaat
kunnen zijn aangesloten. Deze kunnen bij de veiligheidstestkabels die contact maken ook in
het meetstroomcircuit aanwezig zijn.
• Steek de veiligheidstestkabels in de dienovereenkomstig aangegeven meetaansluitingen op
het apparaat en controleer of ze goed vastzitten.
• Gebruik alleen goedgekeurde veiligheidstestkabels.
• Monteer de opsteekdoppen op de contactpunten van de veiligheidstestkabels
(stroomcircuits van de overspanningscategorie CAT III of IV).
• Verwijder bij het loskoppelen van het meetstroomcircuit altijd eerst de spanningvoerende
veiligheidstestkabel (fase) en dan de nulveiligheidstestkabel van de meetplaats.
Veiligstellen van het apparaat
Indien het apparaat zich niet in een technisch onberispelijke en bedrijfsveilige toestand bevindt,
is een veilige werking niet meer gewaarborgd. Neem de volgende maatregelen:
• Neem het apparaat uit bedrijf.
• Verwijder het apparaat van het meetpunt.
• Beveilig het apparaat tegen onbedoelde ingebruikname.
De volgende kenmerken wijzen erop dat een veilige werking niet langer is gegarandeerd:
• Het apparaat (behuizing, aansluitkabels, stekkers of veiligheidstestkabels) heeft zichtbare
schade of is vochtig.
• De isolatie van de veiligheidstestkabels is beschadigd.
• Het apparaat werkt niet volgens de voorschriften (bijv. fouten tijdens de metingen).
• Herkenbare gevolgen van langdurige opslag onder onaanvaardbare omstandigheden.
• Herkenbare gevolgen van zware transportbelastingen.
16
BENNING ST 755+ / ST 760+
Veiligheid
2.4 Beoogd gebruik
5284 / 08/2023 nl