OPGELET
Aansluitingen afvoerleidingwerk
• Sluit het afvoerleidingwerk niet rechtstreeks aan op een riool dat ruikt naar ammoniak. De ammoniak in het riool
kan dan de binnenunit binnendringen via de afvoerleidingen, waardoor de warmtewisselaar gaat corroderen.
8. HET AANLEGGEN VAN DE ELEKTRISCHE BEDRADING
8-1 ALGEMENE INFORMATIE
• Het toestel moet worden geïnstalleerd in overeenstemming met de nationale bedradingsvoorschriften.
• Als het netsnoer beschadigd is, moet de fabrikant, zijn vertegenwoordiger of gelijkaardig bevoegde
personen het vervangen om een gevaarlijke situatie te voorkomen.
• De elektrische bedrading moet worden uitgevoerd door een elektricien die daarvoor de toelating heeft
gekregen van de energiebedrijven (alleen een erkend elektricien mag de elektriciteitswerken en de
verbinding met de aarde uitvoeren.)
• Laat de aanleg van de elektrische bedrading uitsluitend door erkende elektriciens uitvoeren.
• Er dient een circuitonderbreker te worden geïnstalleerd waarmee de stroomtoevoer van het gehele
systeem kan worden onderbroken.
• Monteer altijd een aardlekschakelaar in de buitenunit. (Installeer de aardlekschakelaar om elektrische
schokken en brand te voorkomen.)
• De opgegeven spanning voor de bedrading tussen de binnen- en de buitenunits en tussen de binnenunits
is 220-240 V.
• Schakel de voeding (van de binnenunit) pas in als al het installatiewerk is afgerond.
• De airconditioning moet geaard worden.
• Raadpleeg de installatiehandleiding van de buitenunit voor informatie over de draaddikte van de
stroomkabel naar de buitenunit, de capaciteit van de circuitonderbreker en -schakelaar en instructies voor
het aanleggen van de bedrading.
• Aard de installatie nooit op gasleidingen, afvoerpijpen, bliksemafleiders of telefoonaardingskabels.
• Gasleidingen: dit leidt mogelijk tot ontploffingen of brand als er gas lekt.
• Waterleidingen: geen aardingseffect als harde vinylleidingen worden gebruikt.
• Aardingsleidingen van telefoons of bliksemafleiders: dit kan een abnormaal hoog elektrisch potentieel in
de aarding veroorzaken tijdens onweer.
• Volg voor de elektrische bedrading het "BEDRADINGSSCHEMA" dat aan de binnenkant van het
frontrooster is bevestigd.
• Sluit de stroomkabel nooit aan op het klemmenblok voor de draad van de afstandsbediening. Als u dat toch
doet kan het volledige systeem beschadigd raken.
• Meer informatie over het aansluiten van de bedrading van de afstandsbediening vindt u in de
installatiehandleiding die bij de afstandsbediening werd meegeleverd.
(Een afstandsbediening is niet vereist voor de hulpunit in een systeem voor simultane werking.)
• Raak de printplaat niet aan tijdens het bedradingswerk. Dit kan schade veroorzaken.
8-2 SPECIFICATIES VOOR TER PLAATSE VERKREGEN BEDRADING
Zie voor de bedrading van de buitenunit, de installatiehandleiding bij de buitenunit.
De bedrading van de afstandsbediening en de transmissie worden lokaal geleverd. (Zie Tabel 3)
Tabel 3
Verbindingsbekabeling
tussen units
Kabel van de
afstandsbediening
*Dit is de maximale totale uitgerolde lengte in het systeem in geval van groepsbesturing.
De specificaties voor de bedrading worden getoond op voorwaarde dat er een spanningsval is van 2%.
OPMERKING
1. Er wordt een voorbeeld getoond waarbij buizen worden gebruikt. Als er geen buizen worden gebruikt,
neem dan H07RN-F.
2. Vinyl-geïsoleerde draad of kabel (isolatiedikte: 1 mm of meer)
Nederlands
Draad
H05VV-U4G
(OPMERKING 1)
Vinylsnoer met mantel of kabel (2-draads)
(OPMERKING 2)
2
Draaddikte (mm
)
2,5
0,75 - 1,25
Lengte (m)
–
Max. 500*
15