9
In kustgebieden of andere plaatsen waar de lucht veel zout van
sulfaatgas bevat, kan corrosie de levensduur van de
airconditioner inkorten.
10 Aangezien condenswater uit de buitenunit loopt, mag u niets dat
uit de buurt van vochtigheid moet worden gehouden, onder de
unit plaatsen.
Units kunnen niet aan het plafond worden gehangen of
LET OP
op elkaar worden gestapeld.
VOORZICHTIG
Wanneer de airconditioner wordt gebruikt bij lage
buitentemperaturen, moet u op de volgende punten letten.
Installeer de buitenunit met de aanzuigzijde naar de
muur gericht om blootstelling aan de wind te
voorkomen.
Installeer de buitenunit nooit op een plaats waar de
aanzuigzijde
rechtstreeks
blootgesteld.
Installeer een geleideplaat op de luchtuitblaaszijde
van de buitenunit om blootstelling aan de wind te
voorkomen.
In streken met zware sneeuwval dient u ervoor te
zorgen dat de sneeuw de werking van de unit niet kan
beïnvloeden.
Installatietekeningen van de binnen-/
buitenunit
(Zie afbeelding 1)
Zie de bij de units geleverde montagehandleiding voor installatie van
de binnenunits. Op het schema ziet u een aan de muur gemonteerde
binnenunit.
VOORZICHTIG
Sluit de ingebouwde aftakkingsleiding niet aan op de
buitenunit wanneer u alleen de leidingen aanlegt
zonder de binnenunit aan te sluiten (om later een
extra binnenunit toe te voegen).
Zorg ervoor dat er geen vuil of vocht terechtkomt in
één
van
de
aftakkingsleiding.
Zie
"Montage van de koelleiding" op pagina 6
meer informatie.
U moet meer dan 1 binnenunit aansluiten.
Sluit minstens 2 binnenunits aan. Wanneer een
ingebouwde binnenunit wordt aangesloten, moet
u minstens 3 binnenunits aansluiten.
Montagehandleiding
3
aan
de
wind
Voorzie een grote overdekking.
Voorzie een verhoging.
Installeer de unit hoog genoeg van de
grond om te voorkomen dat ze onder
de sneeuw wordt bedolven.
uiteinden
van
de
ingebouwde
1
Dicht de opening voor de leiding af met stopverf.
2
Snijd de thermische isolatieleiding af op de gepaste lengte en
draai er tape rond. Zorg dat er geen openingen overblijven in de
snijlijn van de isolatieleiding.
3
Wikkel van boven tot onder tape rond de isolatieleiding.
4
Voorzie een werkruimte van 30 cm onder het plafond.
5
25 cm van de muur. Voorzie ruimte voor werken aan de leidingen
en de bedrading.
6
Bevestig de unit met funderingsbouten, draad e.d. als het gevaar
bestaat dat ze naar beneden of omver valt.
7
Aansluiting van de buitenunit
8
Servicedeksel
Als de installatieplaats geen goede afvoer biedt, moet u de unit
op een horizontale monteringsbasis plaatsen (of op een plastic
verhoging). Installeer de buitenunit waterpas. Anders kan het
water lekken of zich ophopen.
Isoleer ook de aansluiting op de buitenunit.
1
Isolatietape
wordt
2
Klemmateriaal
3
Isolatiebuis
4
Servicedeksel
Breng tape of isolatiemateriaal aan op alle aansluitingen om te
voorkomen dat er lucht binnensijpelt tussen de koperen leiding
en de isolatiebuis. Doe dit zeker als de buitenunit is
geïnstalleerd zoals afgebeeld.
Montage
Installeer de unit horizontaal.
Als de afvoer goed is, mag de unit rechtstreeks op een betonnen
veranda of een stevige plaats worden geïnstalleerd.
Als de trillingen mogelijk op het gebouw worden overgedragen,
moet u een trilbestendig rubber gebruiken (lokaal te voorzien).
Aansluitingen (aansluitpoort)
Installeer de binnenunit volgens de onderstaande tabel met de
gegevens per klasse van de binnenunit en de overeenkomstige poort.
Totale klasse van de binnenunits die op dit toestel kunnen worden
aangesloten:
Type met warmtepomp:
4MXS80 - Tot 14,5 kW
5MXS90 - Tot 15,6 kW
Type
4MXS80
voor
5MXS90
(1) Gebruik verloopstukken nr. 2 en 4 om leidingen aan te sluiten.
(2) Gebruik verloopstukken nr. 5 en 6 om leidingen aan te sluiten.
(3) Gebruik verloopstukken nr. 1 en 3 om leidingen aan te sluiten.
Zie
"Gebruik van verloopstukken" op pagina 7
nummers van verloopstukken en hun vorm.
Poort
A
B
C
(1)
(2)
15
15
15
(1)
(2)
20
20
20
(1)
(2)
25
25
25
(1)
(2)
35
35
35
(1)
(2)
42
42
42
(3)
50
50
(3)
60
60
71
(1)
15
15
15
(1)
20
20
20
(1)
25
25
25
(1)
35
35
35
(1)
42
42
42
50
60
voor informatie over
1
2
3
4
D
E
(2)
15
—
(2)
20
(2)
25
(2)
35
(2)
42
(3)
50
(3)
60
71
(2)
(2)
15
15
(2)
(2)
20
20
(2)
(2)
25
25
(2)
(2)
35
35
(2)
(2)
42
42
(3)
(3)
50
50
(3)
(3)
60
60
71
71