Endura AZ-serie geïntegreerde en externe omvormer
Zuurstofmonitor verbrandingsgassen
4 Elektrische installatie
4.1 Elektrische veiligheid
Waarschuwing.
De omvormer is niet uitgerust met een schakelaar. Daarom moet in overeenstemming met de plaatselijke
veiligheidsvoorschriften in de uiteindelijke installatie een onderbrekingsinrichting zoals een schakelaar of
stroomonderbreker worden aangebracht. Deze moet worden aangebracht nabij de omvormer en gemakkelijk
toegankelijk zijn voor de gebruiker en duidelijk worden gemarkeerd als het onderbrekingsapparaat voor de
omvormer – zie Afb. 4.1, pagina 12.
Elektrische installatie en aarding moeten in overeenstemming zijn met de desbetreffende nationale en lokale
normen.
Onderbreek de stroomtoevoer naar de voeding, het relais, enige andere onder spanning staande regelcircuits
en de high common mode-spanning voordat u aansluitingen aanraakt of tot stand brengt.
Gebruik de juiste kabel voor de stroomsterkte: een 3-aderige kabel die minimaal geschikt is voor 5 A en 90 °C
en die voldoet aan de vereisten van IEC 60227 of IEC 60245. De terminals zijn geschikt voor kabels van 0,8 tot
2
2,5 mm
(18 tot 14 AWG).
De apparatuur is in overeenstemming met installatiecategorie II van IEC 61010.
Alle aansluitingen met secundaire circuits moeten zijn voorzien van isolatie.
Na installatie mogen onder spanning staande onderdelen zoals terminals niet langer toegankelijk zijn.
Terminals voor externe circuits zijn alleen bedoeld voor gebruik met apparatuur zonder onder spanning staande
onderdelen die toegankelijk zijn.
Als de apparatuur wordt gebruikt op een manier die niet door het bedrijf wordt gespecificeerd, kan dit afbreuk
doen aan de beschermende werking van de apparatuur.
Alle apparatuur die aangesloten is op de klemmen van de omvormer, moet voldoen aan de plaatselijke
veiligheidsvoorschriften (IEC 60950, EN61010-1).
Voorzichtig.
Houd signaalkabels en stroomkabels altijd gescheiden, bij voorkeur in een geaarde metalen kabelgoot.
Maak aansluitingen alleen zoals afgebeeld.
Houd u te allen tijde aan de milieuvoorschriften.
Controleer of de afdichting en parende contactvlakken schoon zijn om er zeker van te zijn dat de
milieubeschermende staat gehandhaafd blijft.
Buisaansluitingen moeten beschikken over kabeldoorvoerafdichting.
Zorg ervoor dat kabelwartels worden aangehaald nadat de bedrading is aangebracht. Draai de kunststof
kabelwartels niet te vast om te voorkomen dat hun afdichtingseigenschappen verloren gaan. Draai met een
geschikte sleutel eerst handvast, en draai vervolgens
Plaats blindpluggen indien nodig.
Inductieve lasten moeten worden onderdrukt of geklemd om spanningsschommelingen te beperken.
Werking van de uitgangen is programmeerbaar.
IM/AZ20E–NL Rev. G
1
3
/
tot
/
slag verder.
2
4
4 Elektrische installatie
11