Bedieningshandleiding voor achteruitrijvideosysteem, type: 50700306, 50700307, 50700308,
50700309, 50700310, 50700311, 50700312, 50700313, 5070314
4.2. Ingebruikname
LET OP: Denk eraan dat de camera slechts een hulpmiddel is en de bestuurder niet ontslaat
van zijn plicht tot oplettendheid. Onoplettendheid kan tot ernstige ongevallen met grote
materiële schade of zelfs dodelijk letsel leiden.
LET OP: Het systeem mag uitsluitend worden bediend als het voertuig stilstaat. Tijdens het
rijden zouden door de afleiding ernstige ongevallen kunnen ontstaan.
Nadat het beeldscherm en de te gebruiken camera op de stroomvoorziening zijn aangesloten, moet
de radioverbinding tot stand worden gebracht.
Symbolen op het display:
1. Pair
2. Picture
Pagina 8 van 12
Legenda:
1.
Logo
2.
Pijltoets (links) (volume -)
3.
Pijltoets (rechts) (volume +)
4.
Menu/ESC
5.
Pijltoets (onder) (kanaalselectie)
6.
Pijltoets (boven) (kanaalselectie)
7.
OK
8.
Aan/uit-schakelaar
9.
Digitale draadloze camera
Om de verbinding tussen beeldscherm en camera tot stand te kunnen
brengen, moeten beide apparaten ingeschakeld zijn.
Selecteer de menuoptie 'PAIR' en bevestig met 'OK'.
Het bericht 'Pairing start 50' wordt weergegeven. Schakel nu binnen 50
seconden de camera uit en weer in. Na 5 tot 10 seconden verschijnt het
camerabeeld op het scherm.
De beeldschermparameters kunt u instellen met de menuoptie 'Picture'.
1.
Helderheid (0 - 10): druk op de pijltoetsen 'links' en 'rechts'.
2.
Contrast (0 - 10): druk op de pijltoetsen 'links' en 'rechts'.
3.
Kleur (0 - 10): druk op de pijltoetsen 'links' en 'rechts'.