8.15.2
Automatisch detecteren van opties en accessoires
8.15.3
Terug naar de fabrieksinstellingen
9
Parameters
9.1
Parameterlijst
9.1.1
>
Installateur > Systeeminstallatie > Warmtepomp
Tab.47
> Algemeen
Parameters
CV-functie aan/uit
AP016
SWW-functie aan/uit
AP017
CV instelpt max. sys
AP063
7840691 - v03 - 20112023
3. Selecteer Menu 'Geavanceerd' > Configuratiecode instellen > EHC–
10.
4. Stel de parameters CN1 en CN2 in. De waarden zijn te vinden op de
typeplaat van de binnenunit.
5. Selecteer Bevestigen om de instellingen op te slaan.
Gebruik deze functie na het vervangen van een stroomcircuitkaart van een
warmtepomp om alle apparaten te detecteren die zijn aangesloten op de
L–BUS communicatiebus
Om apparaten te detecteren die zijn aangesloten op de L–BUS
communicatiebus:
1. Druk op de toets
2. Selecteer
3. Selecteer Menu 'Geavanceerd' > Automatische detectie.
4. Selecteer Bevestigen om de automatische detectie uit te voeren.
Om de fabrieksinstellingen te herstellen voor de warmtepomp:
1. Druk op de toets
2. Selecteer
3. Selecteer Menu 'Geavanceerd' > Fabrieksinstellingen resetten.
4. Selecteer Bevestigen om de fabrieksinstellingen te herstellen.
De parameters van het toestel zijn direct zichtbaar op het
bedieningspaneel. De volgende hoofdstukken bevatten aanvullende
informatie over enkele van deze parameters en hun standaardwaarden
(fabrieksinstellingen).
In het submenu Warmtepomp vindt u alle parameters die betrekking
hebben op het gedrag van de warmtepomp.
Beschrijving van de parameters
Verwerking van CV-vraag inschakelen
Uit
Aan
Warm water functie activeren
Uit
Aan
instelpunt van maximum aanvoertemperatuur voor stoken in
centrale-verwarmingsmodus
Instelbaar van 20 °C tot 75 °C
Zie ook
Configuratienummers CN1 en CN2, pagina 60
.
Installateur.
.
Installateur.
9 Parameters
Fabrieksinstelling
EHC–10
Aan
Aan
Bijverwarmingsketel:
75 °C
Verwarmingselement:
75°C
77