6 Installatie
Afb.69
L-BUS
L-BUS
(X3)
1
EHC
6.7.13
Een elektriciteitsmeter aansluiten
Afb.70
EHC
kWh
L
MW-1002368-1
6.7.14
Controle van elektrische aansluitingen
56
L-BUS
L-BUS
3
MW-6070511-1
N
N
L
N
L
Aansluiten van externe opties
1. Herstel de in de fabriek aangesloten L-BUS afsluitweerstand op de X3
klem van de EHC–10 printplaat.
2. Sluit de opties zo aan dat ze een L-BUS eten vormen van de X3
connector naar de EHC–10 printplaat.
Zie
Installatie-instructies voor opties.
3. Sluit de afsluitweerstand aan op het laatste element in de L-BUS
keten.
Door het aansluiten van een energiemeter op de voeding van de
buitenunit kan de warmtepomp voorzien worden van een nauwkeurige
meting van het elektriciteitsverbruik.
Installeer een elektriciteitsmeter niet op de voeding van de dompelaar.
Installeer een elektriciteitsmeter niet op de voeding van de binnenunit.
1. Kies een EN 62053-31 standaard pulstype energiemeter.
2. Sluit de elektriciteitsmeter aan op de voeding van de buitenunit om het
elektriciteitsverbruik te meten.
Sluit een eenfasige elektriciteitsmeter aan als de buitenunit een
eenfasige voeding heeft.
Sluit een driefasige elektriciteitsmeter aan als de buitenunit een
driefasige voeding heeft.
3. Sluit de elektriciteitsmeter aan op de S0+/S0--ingang op de printplaat
EHC–10 van de binnenunit voor pulsmeting.
1. Controleer de netvoedingsaansluiting naar de volgende componenten:
Buitenunit
Binnenunit
Verwarmingselement of bijverwarmingsketel afhankelijk van het
toestelmodel
2. Indien een bijverwarmingsketel geïnstalleerd wordt, controleer de
verbinding tussen de binnenunit en de bijverwarmingsketel:
Regeling backup-ketelpomp
Warmtevraag of branderstartregeling
3. Controleer de buskabel tussen de binnenunit en de buitenunit:
Kabel met dubbele scheiding
Kabel gescheiden van voedingskabels
Kabel aan beide zijden correct aangesloten
4. Controleer of de gebruikte installatie-automaten de
aardlekschakelaars (ALS) compatibel zijn:
Installatie-automaat en aardlekschakelaar (ALS) van de buitenunit
Installatieautomaat van de binnenunit
Installatieautomaat verwarmingselement of bijverwarmingsketel
afhankelijk van het toestelmodel
5. Controleer de plaatsing en aansluiting van de sensoren:
Buitentemperatuursensor
Ruimtetemperatuursensor (indien aanwezig)
Debietsensor voor het tweede circuit (indien aanwezig)
6. Controleer de aansluiting van de circulatiepomp(en).
7. Controleer de aansluiting van de diverse opties.
8. Controleer dat de draden en aansluitklemmen goed bevestigd zijn of
aangesloten op de klemmenstroken.
9. Controleer de scheiding tussen de 230 V/400 V voedingskabels en
extra lagespanningskabels.
7840691 - v03 - 20112023