Waarschuwing:
In Wind-modus stuurt de automaat op de schijnbare of
ware windhoek en niet op een kompaskoers. Windveranderingen kunnen
tot gevolg hebben dat het vaartuig op een ongewenst koers komt.
De ingestelde windreferentiehoek wijzigen
•
Selecteer een bakboord- of stuurboordknop
•
Draai aan de draaiknop terwijl de stuurautomaat actief is
Er vindt een direct een verandering van de windreferentiehoek plaats.
Overstag en gijpen in de wind-modus
De functie overstag/gijpen in de wind-modus spiegelt de ingestelde windhoek in de
tegenovergestelde wendhoek.
De functie overstag/gijpen kan in de wind-modus worden uitgevoerd tijdens het zeilen met
schijnbare of ware wind als referentiepunt. In beide gevallen moet de ware windhoek kleiner
dan 90 graden (overstag) en groter dan 120° (gijpen) zijn.
De draaisnelheid tijdens overstag/gijpen wordt ingesteld met de optie Overstagtijd in het
instellingsvenster Stuurautomaat. Zie "Stuurautomaat instellingen" op pagina 71.
Ga als volgt te werk om overstag gaan of gijpen te initiëren:
•
Selecteer de optie Overstag/Gijp in de moduslijst
Ú Notitie:
De stuurautomaat laat op de nieuwe overstag tijdelijk 5 graden afvallen zodat
het vaartuig tempo kan maken. Na korte tijd gaat de windhoek terug naar de ingestelde
windhoek.
Stuurautomaat instellingen
Het instellingsvenster Stuurautomaat is afhankelijk van welke stuurautomaatcomputer op
het systeem is aangesloten. Als er meer dan één stuurautomaat is aangesloten, toont het
instellingsvenster Stuurautomaat de opties voor de actieve stuurautomaat.
De stuurautomaatinstellingen kunnen worden gesplitst in instellingen die door de gebruiker
kunnen worden aangepast en instellingen die tijdens de installatie en inbedrijfstelling van
het stuurautomaatsysteem worden opgegeven.
•
Gebruikersinstellingen kunnen worden gewijzigd voor verschillende
gebruiksomstandigheden en gebruikersvoorkeuren.
•
Installatie-instellingen worden opgegeven tijdens de inbedrijfstelling van het
stuurautomaatsysteem. Deze instellingen mogen niet meer worden gewijzigd.
In de volgende gedeelten worden de gebruikersinstellingen per stuurautomaatcomputer
beschreven. Raadpleeg voor installatie-instellingen de installatiehandleiding.
Algemene gebruikersinstellingen
De volgende gebruikersinstellingen gelden voor alle stuurautomaten.
Kaartkompas
Selecteer om een kompassymbool rond uw boot weer te geven op het kaartpaneel. Het
kompassymbool staat uit als de cursor actief is op het paneel.
De stuurautomaatbediening vanaf een unit vergrendelen
U kunt een unit tijdelijk vergrendelen om te voorkomen dat de stuurautomaat per ongeluk
wordt bediend. Als de unit vergrendeld is, wordt dit aangegeven door een symbooltje en
tekst in de stuurautomaatcontroller. Op een vergrendeld display kunnen geen automatische
modi worden geselecteerd.
Ú Notitie:
De vergrendelingsfunctie is niet beschikbaar voor de unit waarmee de
stuurautomaat wordt bediend!
Stuurautomaat
| Zeus³S Glass Helm MPU Gebruikershandleiding
71