Temperatuur
1. Druk op de functiekeuzeknop (5) om van stroom- naar temperatuurmodus om te
schakelen.
Het apparaat springt op de fabrieksinstelling voor de temperatuur, die verschijnt
op de digitale display.
Het LED controlelampje voor de temperauur (2) brandt.
2. Gebruik de roterende temperatuurregelaar om het gewenste temperatuur in te
stellen.
De volgende temperatuursinstellingen zijn mogelijk:
AANWIJZING!
Tijdens het gebruik kunt u op elk moment wisselen tussen de
vermogensmodus en de temperatuurmodus door op de functiekeuzeknop
te drukken en het gewenste vermogen of temperatuurniveau te selecteren
met de draaiknop.
3. Draai na het koken of warmhouden de draaiknop naar de stand "UIT".
NL
AANWIJZING!
De inductiekookplaat schakelt automatisch uit als er gedurende 2 uur
geen instelling wordt ingesteld. De ventilator voor het koelen van de
elektronica blijft ca. 2 minuten draaien.
Oververhittingsbeveiliging
Het apparaat is uitgerust met een beveiliging tegen oververhitting. In het geval
van het overschrijden van de kritieke temperatuurgrens, schakelt het apparaat voor
de veiligheid automatisch uit.
OPGELET!
Het verwarmen van een lege pan of lege koekenpan activeert de
oververhittingsbeveiliging, een geluidssignaal klinkt en het apparaat
schakelt uit.
De foutmelding "E2" verschijnt op het digitale display.
Plaats nooit lege pannen op de kookplaat.
Als de oververhittingsbeveiliging werkt, verwijder dan de pan van de kookplaat
en laat het apparaat een paar minuten afkoelen.
Dan kan het apparaat opnieuw worden gebruikt.
18 / 22
60, 80, 100, 120, 140, 160, 180, 200, 220 en 240 °C.
Installatie en bediening
105829