De rolstoel is getest met een vierpunts rolstoelvastzetsysteem en een driepunts
veiligheidssysteem voor inzittenden.
Probeer zoveel mogelijk gebruik te maken van de zetel van het voertuig en de rolstoel te
bewaren in de laadruimte.
Procedure om de rolstoel vast te maken aan het voertuig:
1. Controleer of het voertuig is uitgerust met een geschikt rolstoelvastzetsysteem en
een veiligheidssysteem voor inzittenden volgens ISO 10542.
2. Controleer dat de onderdelen van het rolstoelvastzetsysteem en het
veiligheidssysteem voor inzittenden niet versleten, vervuild, beschadigd of gebroken
zijn.
3. Indien uitgerust met een verstelbare zit en/of een kantelbare rug, controleer of de
rolstoelgebruiker zo recht mogelijk zit. Als de toestand van de gebruiker dit niet toe
laat, moet een risicoanalyse worden uitgevoerd om de veiligheid van de gebruiker
tijdens transport te evalueren.
4. Verwijder alle gemonteerde accessoires zoals dienbladen en beademingsapparatuur
en zet ze op een veilige plaats.
5. Positioneer de rolstoel naar voren in de rijrichting, centraal tussen de vastzet rails die
zijn vastgemaakt in de vloer van het voertuig.
6. Zorg ervoor dat de aangegeven zones rond de rolstoelgebruiker niet in aanraking
komt met de stijve onderdelen van het voertuig.
7. Maak de voorste veiligheidsgordels vast volgens de instructies van het op de
aangegeven plaats riem-systeem van de fabrikant. (Figuur 3)
Deze plaats is gemarkeerd op de rolstoel door een symbool. (Figuur 4)
8. Rol de rolstoel naar achteren tot de voorste gordels strak zijn.
9. Zet de remmen van de rolstoel aan.
10. Maak de achterste veiligheidsgordels vast volgens de instructies van het op de
aangegeven plaats riem-systeem van de fabrikant. (Figuur 3)
11. Deze plaats is gemarkeerd op de rolstoel door een symbool. (Figuur 4)
Figuur 1
Pagina 14
Figuur 2
D200
2014-08