Modus "Koelen", "Verwarmen" en "Circulatie".
Controleer of de binnenunit op de stroomvoorzie-
ning is aangesloten en is ingeschakeld.
1.
Druk op de toets "MODE" om de bedrijfs-
modi "Koelen", "Verwarmen" of "Circulatie" te
selecteren.
2.
Druk op de toets "Pijl omhoog/omlaag" om
de gewenste temperatuur in te stellen. De
temperatuur kan tussen 17°C-30°C in
stappen van 1° worden ingesteld.
3.
Druk op de toets "FAN" om de vier niveaus
voor de ventilatorsnelheid (auto, langzaam,
gemiddeld en snel) te selecteren.
4.
Druk op de toets "ON/OFF" om de aircondi-
tioning in te schakelen.
2
4
1
3
Afb. 19: Modus "Koelen", "Verwarmen" en "Circu-
latie".
Modus "Ontvochtigen"
Controleer of de binnenunit op de stroomvoorzie-
ning is aangesloten en is ingeschakeld.
De aanduiding van de bedrijfsmodus op het aan-
duidingsveld van de binnenunit begint te knip-
peren.
1.
Druk op de toets "MODE" om de bedrijfs-
modus "Ontvochtigen" te selecteren.
2.
De temperatuurinstelling op de afstandsbe-
diening heeft geen invloed op de werking van
het apparaat
3.
Druk op de toets "ON/OFF" om de aircondi-
tioning in te schakelen.
2
3
1
Afb. 20: Modus "Ontvochtigen"
In de modus "Ontvochtigen" is een manuele
keuze van de ventilatorsnelheid niet mogelijk!
Let erop dat een vooraf ingesteld temperatuur-
keuze niet mogelijk is en de te ontvochtigen
ruimte sterk kan afkoelen!
25