1.4 BUITENLUCHTAANVOER
Voor een goede werking en een goede verbranding moet de kachel/
de haard via een buitenluchtaanvoer over de benodigde lucht voor de
verbranding kunnen beschikken.
De luchtaanvoer moet:
- een totale vrije doorsnede hebben gelijk aan of groter dan de
afmetingen die in de paragraaf "TECHNISCHE GEGEVENS" vermeld
zijn;
- beschermd worden door een rooster of een andere geschikte
bescherming, mits de voorgeschreven minimum doorsnede niet
verkleind wordt;
- zo geplaatst worden dat er geen verstopping mogelijk is.
De aanvoer van de voor de verbranding benodigde lucht kan op
verschillende manieren verkregen worden:
- via een rechtstreekse aanvoer in de kamer waar het toestel
geïnstalleerd is;
- via een kanalisatie met pijpen die rechtstreeks in de kamer uitmondt,
zodat de minimale vrije doorsnede wordt vergroot met minstens 15%;
- via een ernaast gelegen ruimte op voorwaarde dat de luchtdoorgang
is verzekerd door permanente openingen die in verbinding staan met
buiten.
a
In de ernaast gelegen ruimte, van waaruit de luchtaanvoer
komt, mag geen onderdruk zijn ten opzichte van de buitenlucht
via een effect van tegengestelde trek veroorzaakt doordat er
een apparaat of een toestel voor afzuiging in die ruimte is.
In de ernaast gelegen ruimte moeten de permanente
openingen beantwoorden aan de vereisten beschreven in de
vorige punten.
d
Het is verboden om de lucht voor de verbranding aan te
voeren uit ernaast gelegen ruimten die als garage, opslag van
brandbaar materiaal of activiteiten met brandgevaar dienen.
1.5 INSTALLATIEOMGEVING
Het toestel moet op een plaats geïnstalleerd worden waar er op een veilige en makkelijke manier gebruik van gemaakt kan worden en waar het
onderhoud makkelijk uitgevoerd kan worden. Als het product dat geïnstalleerd wordt een stroomaansluiting nodig heeft moet deze plaats ook
voorzien zijn van een geaarde elektrische installatie zoals bepaald door de geldende voorschriften.
De installatieruimte moet beantwoorden aan de volgende vereisten:
a
De ruimte mag niet bestemd zijn als garage, opslag van brandbaar materiaal of plaats waar activiteiten met brandgevaar verricht
worden.
a
In de ruimte mag geen onderdruk gevormd worden ten opzichte van de buitenomgeving door de tegentrek die veroorzaakt wordt
doordat er in de ruimte waar de haard geïnstalleerd is een ander toestel of een afzuigsysteem is.
a
In dezelfde ruimte mogen niet twee kachels, een haard en een kachel, een kachel en een kooktoestel op hout enz. gebruikt worden
omdat de trek van het ene toestel schadelijk kan zijn voor de trek van het andere toestel.
• Alleen in ruimten die als keuken gebruikt worden mogen er toestellen gebruikt worden om te koken met bijbehorende afzuigkappen zonder
extractie.
• Gastoestellen van type C zijn toegestaan (zie de voorschriften die op de plaats van installatie gelden).
Fig. 12
Fig. 14
Fig. 15
H072036NL0 / DT2001529 – 00
Fig. 13
DT2030054-00
DT2010539-03
DT2030193-00
DT2030194-00
DT2030195-00
DT2010033-01
7