Bediening
Veiligheid vóór alles!
Alle veiligheidsinstructies zorgvuldig doorlezen.
Kennis van deze informatie kan u, uw familie, huis-
dieren of omstanders helpen om letsel te voorkomen.
Bedieningsorganen
Alvorens de motor te starten en met de machine te
werken, dient men zich vertrouwd te maken met alle
bedieningsorganen (Fig. 1).
1.
Stuurwiel
2.
Lichtschakelaar—aan/uit (indien aanwezig)
3.
Contactslot
4.
Rempedaal
5.
Mesbediening (PTO)
6.
Tractiepedaal
7.
Maaihoogtehendel (dekhef)
8.
Parkeerremhendel
9.
Kantelknop (indien aanwezig)
10.
Handgas
11.
Motorkapsluiting
10
Figuur 1
Parkeerrem
Wanneer men de machine stopt of zonder toezicht
achterlaat, altijd de parkeerrem bedienen.
Bedienen van de parkeerrem
1. Koppeling-/rempedaal (Fig. 2) indrukken en inge-
drukt houden.
2. Parkeerremhendel (Fig. 2) opheffen en gelijdelijk
zijn voet van de koppeling-/rempedaal afnemen.
De koppeling-/rempedaal moet in zijn ingedrukte
(vergrendelde) stand blijven staan.
Loszetten van de parkeerrem
1. Koppeling-/rempedaal (Fig. 2) indrukken. De par-
keerremvergrendeling moet nu losgezet worden.
2. Koppeling-/rempedaal langzaam laten opkomen.
1.
Koppeling-/rempedaal
Figuur 2
2.
Parkeerremhendel