Alarm
Sensoralarm
• Fout tijdens opstarten [sensornaam]
wordt weergegeven
• Fout tijdens normale werking wordt
weergegeven
Alarm voor laag batterijvermogen
• Sequentie van 10 snelle sirenes en
alternerende knipperlichten met 7
seconden stilte er tussenin (dit gaat
15 minuten door)
•
en
L
knipperen, LOW BAT
wordt weergegeven en het trilalarm
wordt geactiveerd
• Na 15 minuten alarm wegens laag
batterijvermogen, treedt de sequentie
van het alarm voor automatische
uitschakeling in werking
• OFF wordt weergegeven voor
deactivering
Display
Functiesignaal en IntelliFlash
• Een piepje en knipperend lampje per
seconde
Opmerking: Functiesignaal en
IntelliFlash worden automatisch
gedeactiveerd tijdens alarm voor
laag batterijvermogen, mislukte
zelftest, mislukte kalibratie,
mislukte bumptest of een alarm.
Alarm automatische uitschakeling
• Sequentie van 10 snelle alarmsignalen en
alternerende knipperlichten met 1
seconde stilte er tussenin (dit wordt 7 keer
herhaald)
• LOW BAT en
weergegeven en het trilalarm wordt
geactiveerd
• OFF wordt weergegeven voor
deactivering
Opmerking: Alarmsignalen kunnen worden ingesteld als vergrendelend
of niet-vergrendelend. Om vergrendeling in/uit te schakelen, selecteert u
Latching Alarms (alarmvergrendeling) in Fleet Manager II. Plaatselijke
voorschriften vereisen eventueel een vergrendelend alarm.
Als Low Alarm Acknowledge (laag alarm bevestigen) is geactiveerd en
er doet zich een lage alarmsituatie voor, drukt u op C om het
akoestische alarm te deactiveren. De visuele en trilalarmsignalen blijven
functioneren. Als het alarm escaleert tot een hoog, STEL- of TWA-alarm,
wordt het akoestische alarm weer geactiveerd.
Alarm
L
worden
GasAlertMicroClip
Alarmen
Display
13