4.4 Kalibratie
OPMERKING
Het verdient de voorkeur om een smartphone met daarop de app te
gebruiken om onderhoudstaken uit te voeren.
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u een kalibratie kunt uitvoeren met de
bedieningsknoppen. Zorg dat de gasdetector is ingeschakeld voordat
u de kalibratie start.
1. Activeer de blokkeringsmodus door de knop 'OMHOOG' twee
seconden ingedrukt te houden. Controleer of het gele
controlelampje brandt.
2. Sluit de positieve sensor van een spanningsmeter aan op de
positieve klem en de negatieve sensor op de negatieve klem van de
uitgangsspanningsmeter.
3. Ga naar de volgende stap om een nulkalibratie uit te voeren.
a) Ga naar de volgende stap door de knop 'OMHOOG' twee
seconden in te drukken.
b) Sluit via de geïnstalleerde leiding of kalibratiedop een fles met
frisse lucht op de detector aan wanneer u twijfelt aan de
kwaliteit van de atmosfeer. Raadpleeg
30
voor meer informatie over het gebruik van een
kalibratiedop.
c) Voer frisse lucht aan naar de detector en wacht een paar
minuten totdat de meetwaarde stabiel is.
d) Pas de uitgangsspanning aan met behulp van de knoppen
'OMHOOG' en 'OMLAAG', zodat de spanningsmeter een waarde
iets boven nul weergeeft. Verlaag daarna langzaam de
meetwaarde zodat hij een nul weergeeft.
4. Na succesvolle nulkalibrering zal het automatisch bewegen naar
de spankalibrering. Indien een spankalibrering niet vereist is,
verlaat dan de kalibrering door gedurende 5 seconden te drukken
op de knop OMLAAG. Dit zal een spankalibrering annuleren terwijl
het resultaat van de nulkalibrering opgeslagen wordt.
a) Ga naar de volgende stap door de knop 'OMHOOG' twee
seconden in te drukken.
Onderhoud
Kalibratiedop
op pagina
33