– Vervang het maaimes of laat het slijpen.
– Loop langzamer tijdens het maaien.
– Stel de maaimachine in op een hogere
maaihoogte.
– Maai het gras vaker.
– Laat de maaibanen overlappen in plaats van
steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
Bladeren fijnmaken
•
Na het maaien moet altijd 50% van het gazon
zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of
meerdere rondgangen over de bladeren vereisen.
•
Als er een laag bladeren van meer dan 13 cm
op het gazon ligt, moet u eerst met een hogere
maaihoogte werken en vervolgens nogmaals
maaien op de gewenste hoogte.
•
Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg
maakt, is het beter om wat langzamer te maaien.
Na gebruik
Veiligheid na het werk
Algemene veiligheid
•
Zet de machine altijd af, wacht totdat alle
bewegende onderdelen tot stilstand zijn
gekomen en laat de machine afkoelen voordat
u de machine afstelt, reinigt, stalt of er
onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
•
Verwijder gras en vuil van de machine om brand te
voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.
•
Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij
een open vlam, vonk of waakvlam bij bv. een
geiser of andere apparaten.
De machine veilig vervoeren
•
Wees voorzichtig bij het in- of uitladen van de
machine.
•
Zet de machine vast zodat ze niet kan gaan rollen.
De onderkant van de
machine reinigen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Onderkant van de machine
reinigen met de wasaansluiting
Om de beste resultaten te verkrijgen, dient u de
machine te reinigen zodra u klaar bent met maaien.
1.
Plaats de maaimachine op een vlakke en
verharde ondergrond.
2.
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u
de bestuurderspositie verlaat.
3.
Zet de machine in zijn laagste maaistand. Zie
De maaihoogte instellen (bladz.
4.
Reinig het gebied onder de achterklep, waar het
maaisel van de onderzijde van de machine naar
de grasvanger gaat.
Opmerking:
de hendel voor optioneel grasvangen (indien
aanwezig) met de hendel helemaal naar voren
en helemaal naar achteren.
5.
Bevestig een tuinslang die aangesloten is op
een kraan aan de wasaansluiting
16
11).
Reinig de machine rondom
(Figuur
19).