Inhoudsopgave
Advertenties
2. PRINTERCONFIGURATIE
2.5 Aansluiten van de
printer op uw
hostcomputer
In de volgende paragrafen wordt beschreven hoe de printer aan te sluiten
op uw hostcomputer en hoe de kabelverbindingen met andere apparaten
te maken. Afhankelijk van de systeemconfiguratie die u voor het
afdrukken van etiketten gebruikt, zijn er 6 manieren om de printer op uw
hostcomputer aan te sluiten. Deze zijn:
Een parallelle kabelverbinding tussen de optionele parallelle
aansluiting van de printer en de parallelle poort van uw
hostcomputer (LPT). <Optie>
Een Ethernet-verbinding met behulp van de standaard LAN-kaart.
Een USB-kabelverbinding tussen de standaard USB-connector van
de printer en de USB-poort van uw hostcomputer. (Conform USB
2.0 High Speed)
Een seriële kabelverbinding tussen de optionele RS-232C seriële
aansluiting van de printer en een van de COM-poorten van de
hostcomputer. <Optie>
Draadloze LAN met behulp van een optionele draadloze LAN-
kaart. <Optie>
Sluit de printer aan via de standaard Bluetooth-interface)
(
Voor meer informatie over elke interface, zie BIJLAGE 1.
Na het aansluiten van de nodige interfacekabels, configureer de
werkomgeving van de printer.
In onderstaande figuur ziet u alle kabelaansluitingen die op het huidige
printermodel beschikbaar zijn.
E2-
14
NEDERLANDSE VERSIE
2.5 Aansluiten van de printer op uw hostcomputer
Parallelle interface
Seriële interfaceconnector
Draadloze LAN-module
Uitbreiding I/O Interface (optie)
BT-interface
USB host-poort
USB-poort
LAN-poort
Netsnoeraansluiting
Advertenties
Inhoudsopgave
