7.1.3
Het vermogen instellen
7.1.4
De ingangsconnectoren configureren
7823351 - v.02 - 19092022
Om een goede werking te garanderen van de MiTera moeten de waarden
van het maximale en minimale vermogen van elke warmteopwekker
worden gecontroleerd. Als de warmteopwekkers deze gegevens
verstrekken, zal de MiTera deze automatisch ophalen en de waarden
dienovereenkomstig instellen. In dat geval dat de openThermGTW-40
wordt gebruikt, moeten het minimum en maximum vermogen handmatig
worden geprogrammeerd. Anders worden de volgende standaardwaarden
gebruikt:
Minimaal vermogen: 20 kW
Maximaal vermogen: 100 kW
1. Navigeer naar Cascadeoverzicht > Cascade configuratie.
2. Selecteer het gewenste toestel.
3. Controleer of de vermogens correct zijn.
4. Selecteer indien nodig de betreffende invoer en stel de gewenste
waarde in.
Afhankelijk van het type apparaat dat moet worden aangesloten op de
MiTera, moeten de ingangsconnectoren overeenkomstig worden
geconfigureerd.
De benodigde instellingen worden in de volgende hoofdstukken
beschreven.
Een 0-10V-toestel aansluiten
Voorwaarde: Het toestel is aangesloten op de 0-10V-ingangsconnector.
1. Stel parameter EP014 (0-10V ingang) in op de gewenste waarde:
Temperatuur
Het vermogen wordt ingesteld volgens parameter EP033 (Psetp.
Max. 0-10V).
Pas de parameter aan, indien nodig.
De temperatuur wordt geregeld.
Het type warmtevraag wordt Centrale verwarming.
Vermogen
Het vermogen wordt geregeld.
De temperatuur wordt ingesteld volgens EP031 (Tsetp.
Max.0-10V).
Pas de parameter aan, indien nodig.
Het type warmtevraag wordt Centrale verwarming.
2. Pas de minimale en maximale spanning aan, indien nodig:
Stel de minimale spanning in met parameter EP034 (Voltage setp.
Min.):
Temperatuurregeling: 0,5 V (EP034) = 0,0°C (EP030)
Vermogensregeling: 0,5 V (EP034) = 0% (EP031)
Stel de maximale spanning in met parameter EP035 (Voltage setp.
Max.):
Temperatuurregeling: 10,0 V (EP035) = 100,0 °C (EP031)
Vermogensregeling: 10,0 V (EP035) = 100% (EP033)
Belangrijk
Alle andere inkomende warmtevragen worden genegeerd.
De MiTera kan ook worden geregeld via Modbus RTU of Bacnet.
Een extra gateway moet in de MiTera worden geplaatst. Zie voor
meer informatie de installatievoorbeelden in deze handleiding.
7 Inbedrijfstelling
39