8.6
Remvoering controleren
Wanneer de remvoeringen afgesleten zijn tot nog maar 1 mm dik,
moeten ze vervangen worden.Schakel daarvoor uw leverancier in.
F
Controleer de remvoeringen steeds voordat u de
gebruiken (zie hoofdstuk 4.2 en 6.4).
Om een optimale remwerking te garanderen, moeten de noodrem-
men (en in hetbijzonder het geribde oppervlak van de remtrommels in
de velgen) wekelijks met spiritus schoongemaakt worden.
F
Maak de remmen nooit schoon met zeepsop of vette
schoonmaakmiddelen.
Na de reiniging moeten de remmen gecontroleerd worden zoals be-
schreven in hoofdstuk 6.4.
8.7
Controleren en vervangen van antislipvoeten van de
hefarm
Regelmatig moeten ook de antislipvoeten van de hefarm gecontro-
leerd worden.
F
Wanneer één van de twee antislipvoeten tot aan de rand
versleten of afgebroken is, moeten beide antislipvoeten ver-
vangen worden.
1.
Breng veiligheidslak op de schroeven aan en bevestig de nieu-
we antislipvoet op de hefarm
2.
Draai de cilinderschroeven aan (10Nm).
3.
Vervang op dezelfde wijze de andere antislipvoet.
C
-max gaat
29
-max
C