Instellingen voor voetschakelaars en expressiepedalen
Diverse functies kunnen worden toegewezen aan elk van de
voetschakelaars en het expressiepedaal (EXP1) van het bovenpaneel
en aan de expressiepedalen of voetschakelaars die op de CTL4, 5/
EXP2-aansluiting en CTL6, 7/EXP3-aansluiting op het achterpaneel zijn
aangesloten (p. 15).
Ingebouwde voetschakelaars
EXP2, EXP3
Een functie toewijzen
1.
Kies [MENU] 0 "CONTROL ASSIGN" 0 "CONTROL
FUNCTION".
2.
Draai aan de [1]-regelaar om het item te selecteren dat
u wilt instellen.
Door aan de regelaar te draaien, verplaatst u het geselecteerde item
verticaal.
U kunt nu de instellingen van het geselecteerde item bewerken.
3.
Draai aan de [2]–[6]-regelaars om de waarde te bewerken van het item
dat voor elke schakelaar is geselecteerd.
* De functies voor de voetschakelaar en het expressiepedaal moeten
worden opgegeven voor elke patch. Als u echter PREFERENCE instelt
op SYSTEM, zullen deze functies door alle patches gezamenlijk
worden gebruikt.
EXP1
CTL4 – CTL7
Toewijzingen maken vanaf het
effectbewerkingsscherm (Quick Assign)
In het effectbewerkingsscherm (p. 6) kunt u een effectparameter
selecteren en deze parameter vervolgens toewijzen aan de gewenste
schakelaar.
1.
Druk op de [EFFECT]-knop.
2.
Draai aan de [6]-regelaar om het blok te selecteren dat
u wilt bewerken.
3.
Houd de [1]–[5]-regelaar voor de parameter die u wilt
toewijzen, lang ingedrukt.
Het instellingsscherm voor de toewijzingsmatrix verschijnt.
* U kunt ook het instellingsscherm voor de toewijzingsmatrix op
dezelfde manier openen vanaf het scherm met de lijst met alle
parameters (p. 6). U kunt dit ook openen door [MENU] 0 "CONTROL
ASSIGN" 0 "ASSIGN SETTING" te selecteren.
4.
Druk op de [1]-regelaar om SW in te schakelen.
5.
Draai aan de [2]–[6]-regelaars om parameters te bewerken.
Gebruik indien nodig de PAGE [K] [J]-knoppen om te schakelen
tussen pagina's met instellingen.
Gebruik SOURCE om het pedaal of het MIDI-bericht dat u wilt
bedienen, op te geven.
13